thema 6 week 2 les 6

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

taal thema 6 week 2 les 6

themawoorden

De houding (gedrag)

1. Hoe goed je ergens in bent.
2. De manier waarop je je gedraagt tegenover anderen.
3. De indruk die je achter laat.
4. rechtop lopen

onbewogen

1. niet van plek veranderen
2. iets hard zeggen
3. gemeen zijn
4. zonder gevoel

vertwijfeld

1. overal over twijfelen
2. wanhopig zijn
3. boos zijn
4. verliefd zijn

het begrip

1. iets waarderen
2. iets makkelijk vinden
3. het begrijpen
4. iets moeilijk vinden

Waar heb jij onbegrip voor?

feilloos

1. Je mag geen fouten maken
2. Zonder fouten
3. Veel fouten
4. nagels vijlen

De blik

1. een blik erwten
2. boos kijken
3. de manier waarop je kijkt
4. scheel kijken

betrekkelijk

''Ik vind rekenen betrekkelijk moeilijk.''

1. in vergelijking met iets anders.
2. heel erg
3. helemaal niet
4. soms

alhoewel

'' Ik hou niet van snoep, alhoewel ik een lolly wel lekker vind.''

1. helemaal niet
2. leugen
3. een grap
4. tegenstelling / uitzondering

houvast

''Ergens houvast aan hebben.''

1. iets niet leuk vinden
2. iets moeilijk vinden
3. iets waar je steun aan hebt
4. iets makkelijk vinden

1. Als je goed spreekt , hoef je maar weinig te zeggen.
2. Als je goed luistert, hoe je maar weinig te zeggen.
3. Iemand hoeft maar een beetje te horen om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
4. Iemand die heel stil is.

1. Je kan heel lang eerlijk zijn.
2. Eerlijk zijn levert uiteindelijk het meeste op.
3. Niet goed kunnen liegen.
4. Veel liegen.

taal les 6

Denk je dat je de woorden wel kent?

Ja -> Je begint bij 2 ster (opdrachten 2 en 3)

Nee -> Je begint bij 1 ster (opdrachten 1 en 2)

Klaar?

Laat je schrift op tafel leggen en leg je boek terug in de kast.

Ga nog leren voor brandaan of ga stil bezig met je weektaak.