dierproeven

Workshop
(proef)dieren in het onderwijs

n.a.v. 3V-Centrum Utrecht Life Sciences van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht​




1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieHBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Workshop
(proef)dieren in het onderwijs

n.a.v. 3V-Centrum Utrecht Life Sciences van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht​




Slide 1 - Slide

Welke dieren vallen onder de Wet Op Dierproeven (Wod)?​
A
alle dieren
B
zoogdieren
C
gewervelden en inktvissen

Slide 2 - Quiz

In de Wet Op Dierproeven (Wod) staat de volgende definitie van een dierproef:​
“Het geheel van handelingen, dat ten aanzien van een levend gewerveld dier, dan wel een levend ongewerveld dier van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soort, wordt uitgevoerd (…) voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat daardoor het dier ongerief kan worden berokkend (…).”​

Slide 3 - Slide

Een proef wordt alleen een dierproef genoemd als er kans is op ongerief voor het dier. Wat valt onder de noemer ongerief?
A
een muis observeren in zijn eigen kooi
B
een muis uit zijn kooi halen en op een andere plek dan zijn kooi observeren
C
een muis observeren voor en na het toedienen van aspirine

Slide 4 - Quiz

Welk van de onderstaande beweringen zijn waar?​

A
De DEC (dierexperimenten commissie) moet toestemming geven om een dierproef uit te mogen voeren​
B
Er moet een proefdierdeskundige toezicht houden op dierproeven​
C
De bedenker van een dierproef moet een artikel 9 bevoegdheid hebben​

Slide 5 - Quiz

Belangrijk!​
Om dierproeven te mogen doen moet je een vergunning hebben.​

Slide 6 - Slide

Mag je proeven doen op wormen?
A
Ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Mag je dode dieren voor onderwijsdoeleinden gebruiken?​

A
Ja, mits ze niet voor onderwijsdoeleinden gedood zijn.​
B
nee

Slide 8 - Quiz

Welk van de onderstaande dieren mag je in de klas houden?​

A
kikkers, tenzij het inheemse dieren zijn
B
muizen
C
vissen
D
Geen van allen, je mag geen dieren in de klas houden​

Slide 9 - Quiz

Mag je een snijpracticum doen met een koeienoog?
A
Ja, als het oog van een koe komt die niet ouder is dan 12 maanden
B
Nee
C
Ja, als het oog van een koe komt die ouder is dan 12 maanden

Slide 10 - Quiz

Gezondheids- en welzijnswet​
Dieren mogen in de klas mits:
  • in weekenden en vakanties moet het dier ook verzorgd worden
  • Het dier tegen drukte kan

Let op!
  •     Er kunnen kinderen allergisch zijn voor het dier​
  •     Hokken, voer en nestmateriaal zorgen voor extra stof in het lokaal​


Slide 11 - Slide

Welke soorten kikkerdril mag je in de klas hebben?
A
Geen, je mag geen kikkerdril in de klas houden​
B
Alle soorten kikkerdril​
C
Kikkerdril van de gewone pad en bruine of groene kikker​

Slide 12 - Quiz

Welke dieren in Nederland zijn beschermd via de Flora- en faunawet?​

A
Alle soorten zoogdieren, m.u.v. de huismuis, bruine en zwarte rat​
B
Alle soorten vogels​
C
Alle amfibieën en reptielen​

Slide 13 - Quiz

Flora- en faunawet​
De Flora- en faunawet is van toepassing op dieren die in het wild leven. De volgende diersoorten zijn beschermd via de Flora- en faunawet. Ze mogen daarom niet uit het wild gevangen worden:​

  • Alle zoogdieren, m.u.v. de huismuis, bruine en zwarte rat​
  • Alle soorten vogels​
  • Alle amfibieën en reptielen – voor kikkerdril is een uitzondering!​
  • Alle vissen die niet onder de Visserijwet vallen​
  • Sommige vlinders, libellen en mieren​
  • Bedreigde diersoorten​

    ​

Slide 14 - Slide

Alternatieven in de klas
  • kunststof modellen​
  • films
  • computersimulaties
  • excursies, bijvoorbeeld de dierentuin

  

Slide 15 - Slide

https://www.nvwa.nl/documenten/dier/dierenwelzijn/zo-doende/publicaties/zo-doende-2020-jaaroverzicht-dierproeven-en-proefdieren​

Slide 16 - Slide

Proefdieren in het onderzoek

Slide 17 - Slide

Plaatsen waar dierproeven in 2013 werden gedaan

Slide 18 - Slide

Alleen dierproef als er geen alternatief is!

Slide 19 - Slide

Vervangen, verminderen, verfijnen:
de 3V’s
Vervanging
Proeven met dieren zo veel mogelijk vervangen door proefdiervrije methoden. Bijvoorbeeld computersimulaties en onderzoek waarbij (menselijk) weefsel in het laboratorium gekweekt wordt.

Slide 20 - Slide

Vermindering
Bij elke proef zo min mogelijk dieren gebruiken. Door tests ‘slim’ te ontwerpen (bijvoorbeeld met nieuwe rekenmethoden) kan er vaak met minder dieren worden volstaan.

Slide 21 - Slide

Verfijning
Het ongemak van dieren tijdens dierproeven verminderen. Dit kan door te zorgen voor goede huisvesting, voeding en behandeling van proefdieren.


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Je doet een kippenvleugel practicum. Wat doe je met het afval?
A
in een afsluitbare zak in de container

Slide 24 - Quiz