Grammatica

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
INVERSIE
Hoofdzin:
  • Ik ga morgen op vakantie.
  • We gaan nu lunchen.
  • Jij bent altijd te laat.

Hoofdzin met inversie:
  • Morgen ga ik op vakantie.
  • Wanneer gaan we lunchen?
  • Ben jij altijd te laat?
Lees om beurten de zin op je kaartje en maak hem af.

Klaar? Doe de opdracht op het laatste kaartje nog eens, zonder te schrijven.


timer
1:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
INVERSIE
Hoofdzin:
  • Ik ga morgen op vakantie.
  • We gaan nu lunchen.
  • Jij bent altijd te laat.

Hoofdzin met inversie:
  • Morgen ga ik op vakantie.
  • Wanneer gaan we lunchen?
  • Ben jij altijd te laat?
Lees om beurten de zin op je kaartje en maak hem af.

Klaar? Doe de opdracht op het laatste kaartje nog eens, zonder te schrijven.


timer
1:00

Slide 1 - Slide

Na een paar rondes, komt er een tijd op te staan. De cursisten moeten steeds sneller antwoord geven.
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Meer inversie
Ik woon in een dorp, want ik houd van rust.

Ik woon in een dorp, omdat ik van rust houd.

Omdat ik van rust houd, woon ik in een dorp.
Na want:
Er volgt een hoofdzin.

Na omdat:
Er volgt een bijzin.

Na een bijzin:
Er volgt een hoofdzin met inversie.


timer
1:00
Extra
Doe opdracht 2 op blz. 57. Lees de zin op en maak hem af. Doe het zonder te schrijven!

Slide 2 - Slide

Na een paar rondes, komt er een tijd op te staan. De cursisten moeten steeds sneller antwoord geven.
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.

Slide 3 - Slide

Preposities kort bespreken adhv plaatje.
Doe oefening 8 in drietallen
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
17.1 Grammatica: de bijzin
Voegwoorden hoofzin:
  • want
  • daarom
  • en
  • dus
Oefening 3
Voegwoorden bijzin:
  • omdat
1. Ik solliciteer naar de functie van verkoper, omdat ik graag met mensen werk.
2. Ik solliciteer naar de functie van verkoper, want ik werk graag met mensen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica - de verleden tijd - imperfectum
  • Ik werkte
  • Jij werkte
  • Hij/zij werkte
  • Wij werkten
  • Zij werkten

Regelmatig
Onregelmatig
  • Ik was
  • Jij was
  • Hij/zij was
  • Wij waren
  • Zij waren

  • Ik rende
  • Jij rende
  • Hij/zij rende
  • Wij renden
  • Zij renden

hebben
denken
weten
eten
gaan
helpen
blijven

Slide 6 - Slide

Volgende les: perfectum
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Wanneer gebruik je het perfectum

  • "Ik heb jaren in Amsterdam gewoond."

Wanneer gebruik je het imperfectum?

  • Ik was toen student.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Tijd en plaats 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Blauw briefje

Een of meerdere personen


Tijd en plaats:
Wit briefje

Een plaatsbepaling
Roze briefje

Een tijdsbepaling

 
Wit briefje
Extra: een ander zinsdeel. Bijvoorbeeld: een werkwoord of een object.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: Relatieve bijzin 
pronomina demonstrativa:

  • Ik wil die broek kopen
  • Mag ik dat taartje?
  • Dit kind is ziek.
Theorie op blz. 226
Relatief pronomen:

  • Dat is de broekdie ik kocht.
  • Dat is het taartjedat ik at.
  • Dit is het kinddat ziek is.
De relatieve bijzin geeft informatie over een woord.
Die of dat?
  • Die: de-woorden en pluralis
  • Dat: het-woorden 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Werkwoorden met prepositie
  • Vertellen over
  • Meedoen aan
  • Samenwerken met
  • Denken aan
  • Bang zijn voor
  • Feliciteren met
  • Houden van
  • Zorgen voor
  • Dit is het nieuws, dat in de krant staat.
  • Dit is het nieuws, waarover ik je vertelde.
     
  • Dat is het meisje, dat koekjes eet.
  • Dat is het meisje, over wie ik je vertelde.

  • Dit is de les, die ik elke week volg.
  • Dit is de les, waaraan ik meedoe.

  • Dat is de docent, die de cursus geeft.
  • Dat is de docent, met wie ik samenwerk.


Splitsen?
Dit is het nieuws, waar ik je over vertelde.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
1 De lever is een orgaan dat ...................................................................................
2 Psychische problemen zijn problemen die  .................................................................................
3 Het rookverbod is een maatregel waarmee  .................................................................................
4 Belastingverlaging is een maatregel waarop ............................................................................
5 Corona is een virus waarvan ..................................................................................................................
6 Ik hoop dat mijn oma, voor ........................................................................................ snel beter wordt.

Hopen op
Het eens zijn met
Zorgen voor
Ziek worden van



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
koelkast
vriezer
fornuis
afzuigkap
magnetron
oven
afwasmachine
wasmachine
wasmachine
strijkijzer
droger
Waarvoor gebruik je een...
Een koelkast gebruik je, om je producten vers te houden.
Theorie
Kijk op blz. 53 voor theorie over 'om te'.

Slide 13 - Slide

Werkvorm: woorden op briefjes uitdelen. Van tevoren samen mogelijke antwoorden bedenken en noteren.
  • Last hebben van
  • Veroorzaakt worden door
  • Zich zorgen maken over
  • Zich ongerust maken over
  • Zich ergens mee bemoeien
  • Veel weten over
  • Zich bewust zijn van
  • Invloed hebben op
  • Welke vragen stelt de arts?
  • Welke adviezen geeft hij?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: transportwerkwoorden 
  • Transportwerkwoord zonder richting -> hebben
  • Transportwerkwoord met richting -> zijn
Theorie op blz. 127
Schrijfopdrachtje
Maken samen 4 zinnen:
  • In twee zinnen gebruik je hebben + participium
  • In twee zinnen gebruik je zijn + participium

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica - de verleden tijd - imperfectum
  • Ik werkte
  • Jij werkte
  • Hij/zij werkte
  • Wij werkten
  • Zij werkten

Regelmatig
Onregelmatig
  • Ik was
  • Jij was
  • Hij/zij was
  • Wij waren
  • Zij waren

  • Ik rende
  • Jij rende
  • Hij/zij rende
  • Wij renden
  • Zij renden

lopen
hebben
denken
weten
eten
gaan
helpen
blijven

Slide 17 - Slide

Volgende les: perfectum
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica - de verleden tijd - imperfectum
Oefening:
  • Lees de tekst op blz. 70 nog een keer. Onderstreep alle werkwoorden die in het imperfectum staan.

Wanneer gebruik je het?
Het gebeurde regelmatig, of het was een gewoonte: "Thuis sprak ze Koerdisch."
Je beschrijft hoe iets gebeurde. Je geeft details: "Toen ze een maand in Nederland was, begon ze al in het Nederlands te denken."

Slide 18 - Slide

Volgende les: perfectum
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica - de verleden tijd - imperfectum
  • Ik werkte
  • Jij werkte
  • Hij/zij werkte
  • Wij werkten
  • Zij werkten

Regelmatig
  • Verhuizen
  • Proberen

  • Ik rende
  • Jij rende
  • Hij/zij rende
  • Wij renden
  • Zij renden

Slide 19 - Slide

Volgende les: perfectum
Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: Er + onbepaald subject 
Theorie op blz. 106
Taalrap
Schrijfopdrachtje
Maken samen 4 zinnen:
  • In twee zinnen staat 'er' vooraan.
  • In twee zinnen staat 'er' na de persoonsvorm.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: Er (plaats)
Wanneer gebruik je het woord 'er' en wanneer gebruik je het woord 'daar'.
Ik kom uit ............................................ 
De meeste mensen wonen er/daar in ..........................................
Nu woon ik in een ................................................
Er/Daar blijf ik voorlopig wonen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Wat valt je op?

  • ‘De bedoeling is dat u zelf leert repareren.‘
  • ‘Hij zegt dat repareren niet moeilijk is.’
  • ‘We denken dat het apparaat kapot is.’
  • ‘Ik hoop dat je het probleem kunt oplossen.’

Bijzin met 'dat'

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Hebben of zijn

  • Ik heb op straat gelopen.
  • Ik ben naar huis gelopen.

Voltooid deelwoord

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Ik ......... naar de les geweest.
A
heb
B
ben

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Ik ......... mijn huiswerk gemaakt.
A
heb
B
ben

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Laura Dekker lijkt te jong om alleen de wereld rond te zeilen.
Uiteindelijk blijkt haar leeftijd geen probleem te zijn!
Lijken en blijken
Oefening:
Maak de zinnen af.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
De-woorden: 
  • Deze (dichtbij)
  • Die (ver)

Deze pen doet  het niet, wil je die pen even geven?

Het-woorden: 
  • Dit (dichtbij) 
  • Dat (ver)

Dit potlood schrijft niet goed, wil je dat potlood even geven?
Die, dit, deze, dat

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Liedje onregelmatige werkwoorden
O, je zei toch dat je gauw
eens bij me langslopen zou.
dus wacht ik maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag op
jou.
Je zei toch vorig jaar:
‘Ik kom!’, dus wacht ik maar.
Dus wacht ik maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag
op jou.
Je bent nog niet gekomen,
en ik vraag me af waarom.
Toch weet ik dat je komen zal, want je zei toen toch: ‘Ik kom!’
‘Ik kom!’ is wat je zei.
Dat zei je tegen mij.
Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag ben ik vrij.
Maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag…

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: 
Spreek je zinnen uit. Reageer op elkaar.
Bijvoorbeeld: "Ja, Nederland is mooi, maar Egypte is mooier. Welk land vind jij het mooist?"
8.1 en 8.2 het adjectief, de comparatief en superlatief

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica: 
  • Zoek vijf Nederlandse adjectieven.
  • (Tip: bekijk de woordenlijsten van thema 6 en 7)
  • Bedenk een zin met jouw adjectief.
  •  Bijvoorbeeld: "Nederland is mooi".
8.1 en 8.2 het adjectief, de comparatief en superlatief

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica
 1.13 het scheidbare werkwoord in de hoofdzin, presens: We komen om vijf uur aan.



Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
het personaal pronomen als object
Ik zie twee mensen op het strand
Vlakbij het water, hand in hand
De zon zakt, ze zwijgen van geluk
Ik ken ........... net, want dat ben jij.
Ze lacht naar ..........., hij lijkt op ...........
Maar dat kan niet, want ik maak alles stuk
Ik kan die jongen toch nooit zijn
Die rust, die liefde, niets voor ...........
Maar waarom lijkt het dan toch zo vertrouwd?
Ik heb ........... lief, zoals je ziet
Maar ergens klopt er hier iets niet
Ik draag een ring maar 'k heb ........... nooit getrouwd
Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest
Ik ben de gangmaker op het verkeerde feest
Ik ben mezelf niet of nooit geweest

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Oefening zinsdelen
  • Kies drie werkwoorden uit thema 5.
  • Bedenk drie tijdbepalingen, bijvoorbeeld: 's morgens,
     of morgen om 4 uur 's middags.
  • Bedenk drie plaatsbepalingen.

Break-out room: zet al je zinsdelen in de chat en maak samen zinnen.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Tijd en plaats 
Maandagavond ga ik in Amsterdam eten met mijn vriendin.
*Ik ga in Amsterdam maandagavond eten met mijn vriendin.
*In Amsterdam ga ik maandagavond eten met mijn vriendin.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

het demonstratief pronomen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
INVERSIE
Hoofdzin:
  • Ik ga morgen op vakantie.
  • We gaan nu lunchen.
  • Jij bent altijd te laat.

Hoofdzin met inversie:
  • Morgen ga ik op vakantie.
  • Wanneer gaan we lunchen?
  • Ben jij altijd te laat?
Tip!
Een zinsdeel kun je vervangen (replace) door:
  • wat
  • wie
  • waar
  • wanneer
  • met wie
  • hoe

Slide 37 - Slide

Oefening: maak 5 zinnen. Gebruik de woorden op de dia, of verzin zelf woorden. Gebruik inversie.
Grammatica
Niet en geen


‘Niet’ komt altijd na de persoonsvorm en vóór het tweede werkwoord. Met ‘niet’ ontken je een hele zin of een stuk ervan; 

‘Geen’ ontkent altijd een substantief en staat vóór het substantief.
Voorbeeld
Wij gaan op zaterdag boodschappen doen. Ik wil eten kopen voor de hele week. Ik moet in de koelkast kijken. Dan ga ik een lijstje maken. We gaan veel uien eten. Dat is gezond. Op zondag kunnen we thuis blijven.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Grammatica - de onderdelen van een zin.
Subject / onderwerp
Verbum / werkwoord
Other information / andere zinsdelen

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
Taak 2 - vraagwoorden
1. Welke vraagwoorden hoor je?
2. De volgorde van de woorden:
    The order of the words:

Ik kom uit Spanje.
Waar kom je vandaan?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions