This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Lezen
Vlinder, het minst veelzijdige stukje vlees.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Ja, ik lees voor mijn plezier?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Wat doet lezen met je?
Slide 4 - Open question
Als je voor je plezier leest, wat lees je dan?
een spannend boek
fantasy of science fiction
een romantisch verhaal
strips
historische romans
non-fictie
korte verhalen
gedichten
"literatuur"
anders
Slide 5 - Poll
Literatuur? Wat is dat?
Slide 6 - Open question
Mijn regels voor het lezen van een boek/tekst.
Je bepaalt zelf wat je leest.
Je hoeft een boek/tekst niet uit te lezen.
Jij bepaalt wat je over de inhoud van je boek/tekst wilt vertellen.
Je boek/tekst moet in het Nederlands zijn voor deze module.
Je moet voor deze module alle verwerkingsopdrachten maken.
Je moet geen boeken gaan lezen voor de "lijst".
Slide 7 - Slide
ALLEEN
Lees de eerste vier hoofdstukken.
Welke zin spreekt je het meeste aan?
Noteer die zin en bedenk waarom deze zin je zo aanspreekt.
Slide 8 - Slide
Autobiografisch
Slide 9 - Mind map
De zin
Welke zin sprak je het meeste aan, en waarom?
Slide 10 - Slide
Ik-maak-nooit-wat-mee-verhaal
Schrijfopdracht:
Je kiest een gebeurtenis uit je leven die je nooit meer vergeet.
Je vertelt/beschrijft de gebeurtenis in minimaal 250 en maximaal 500 woorden.
Je begint het verhaal met: "Ik maak nooit wat mee, maar ..." (preatiritio).
Schrijf onderaan de tekst de zin waarvan jij hoopt dat die de lezers het meeste aanspreekt. Leg erbij uit waarom die het meeste moet aanspreken.
Slide 11 - Slide
Pas op!!!
Alle opdrachten zijn "randvoorwaardelijk" voor het eindcijfer van deze periode. Dat betekent dat alle opdrachten van deze periode binnen de deadline moeten zijn ingeleverd, anders krijg je een 1 als eindcijfer voor deze periode.
Slide 12 - Slide
Komma's: in opsommingen
Met een pen tussen mijn wijsvinger, duim en middelvinger in beweeg ik mijn rechterhand over het vel papier.
Slide 13 - Slide
Komma's: tussen twee werkwoorden die tot "verschillende zinnetjes" behoren.
Vlak voor ik die avond in bed ga liggen, stop ik nog kort bij een kastje naast mijn bureau.
Slide 14 - Slide
Komma's: voor (onderschikkende) voegwoorden (maar vaak niet bij "dat")
Mijn ouders kijken niet naar me, omdat ze weten dat ze me niet kunnen tegenhouden.
Jij had mij niet verteld dat je later kwam.
Slide 15 - Slide
Komma's: na een uitroep en na een aangesproken persoon.
Wauw, eindelijk geslaagd!
Maan, gaat het?
Slide 16 - Slide
Komma's: voor en na een bijstelling/uitbreidende bijvoeglijke bijzin.
Maan, de vriendin die dood is, zou samen met haar naar Groningen gaan.
Slide 17 - Slide
Komma's: alleen na beperkende bijvoeglijke bijzin.
De leerlingen die geslaagd zijn, krijgen een diploma.
Slide 18 - Slide
Komma's: als je een pauze hoort
Als je het even niet meer weet.
Slide 19 - Slide
Wie zou het boek van Elleke willen lezen? Wie zou er een ander boek willen lezen? Welk (soort) boek?