BKNa deze les kan ik de schaal berekenen die bij een tekening/voorwerp hoort.
TL Na deze les ken ik de begrippen origineel en beeld.
Na deze les kan ik rekenen met een factor tussen 0 en 1.
KB: TL:
Joella Renso
Dani Jacco
Luca Vis Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi
KB krijgt nu instructie.
TL gaat nu starten met §6.3 Factor tussen 0 en 1 .
Als KB aan het werk gaat, volgt de instructie voor TL.
Slide 6 - Slide
Hoe bereken je de schaal van een tekening of voorwerp?
1. Meet in de tekening de lengte van een voorwerp waarvan je de werkelijke maat weet.
2. Vul de getallen in bij de pijlenketting.
Zorg ervoor dat je dezelfde lengtemaat gebruikt.
3. Bereken de vergrotingsfactor (of factor).
4. Schrijf de schaal op.
Slide 7 - Slide
Maken
BKDe opdrachten bij §6.3 Schaal berekenen.
Over 20 minuten sluiten wij de les gezamenlijk af.
Ben je klaar dan doe je even iets voor jezelf.
Nu volgt de instructie voor TL.
Slide 8 - Slide
Origineel en beeld
De figuur die je vergroot, heet origineel en de vergroting heet beeld.
Als je het origineel met een factor groter dan1vermenigvuldigt, dan wordt de figuur groter.
Als je het origineel met een factor tussen de0en de1 vermenigvuldigt, dan wordt de figuur kleiner.
Ook dit wordt vergroten genoemd, ook al wordt de figuur kleiner.
Slide 9 - Slide
Hoe bereken je de onbekende maten bij een vergroting?
1. Bereken de factor.
2. Bereken de onbekende maat of maten in de vergroting.
Gebruik hierbij de pijlenketting.
Slide 10 - Slide
Maken
TLDe opdrachten bij §6.3 Factor tussen 0 en 1.
Slide 11 - Slide
NEDERLANDS
Slide 12 - Slide
Hoofdstuk 6 VAKANTIE!
Leerdoel
KB + TL In deze les leer je werkwoorden spellen.
KB:TL:
Joella Renso
Dani Jacco
Luca Vis Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi
Slide 13 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 14 - Link
Hoofdstuk 6 VAKANTIE!
Maken
KB De opdrachten bij Taalverzorging 2: Werkwoordspelling.
TLDe opdrachten bij Werkwoordspelling | Taalverzorging.
KB:TL:
Joella Renso
Dani Jacco
Luca Vis Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi
Slide 15 - Slide
TECHNIEK
van 10.30 uur tot 12.00 uur
van mevrouw Japenga
Techniek lokaal CSG Bogerman
Slide 16 - Slide
NASK
Slide 17 - Slide
NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Leerdoel BK
Na deze les kun je uitleggen wat een klankkast is.
Na deze les kun je voorbeelden noemen van snaarinstrumenten.
Na deze les kun je uitleggen met welke snaren je lage en hoge tonen krijgt.
Slide 18 - Slide
Een snaarinstrument stemmen
Snaren kun je spannen. Spannen betekent: de snaren strakker aantrekken. Meestal gaat dat met een schroef op het instrument (afbeelding 2). Een strakke snaar geeft een hoge toon. Maak je de snaar losser, dan wordt de toon lager. Op die manier kun je het instrument stemmen (afbeelding 3). De tonen klinken dan weer zuiver.
In afbeelding 3 houdt een gitarist een stemvork op de gitaar. Een stemvork geeft altijd dezelfde toon. De gitarist luistert naar de toon van de stemvork en naar de toon van de gitaar. Op die manier hoort hij of de toon van de gitaar goed is. Als de toon te laag is, moet hij de snaar strakker maken. De toon wordt dan hoger. Als de toon te hoog is, moet hij de snaar losser maken. Bij de goede toon is de snaar precies strak genoeg.
Als je een stemvork gebruikt, moet je heel goed kunnen horen (afbeelding 4). Veel mensen gebruiken daarom liever een digitaal stemapparaat (afbeelding 5). Dat apparaat ‘luistert’ naar de toon. Op het scherm zie je of de toon goed is.
Slide 19 - Slide
NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Maken:
BK De opdrachten van §8.3 Muziekinstrumenten afmaken.
TL De opdrachten 1 t/m 10 van §8.2 Toonhoogte en frequentiemaken.