Je weet wat gereedschappen zijn.
Je weet wat het verschil is tussen technische en natuurlijke producten.
Je weet wanneer nieuwe producten ontstaan (behoefte).
Je weet wat ontwerpen is en volgens welke vijf stappen ontwerpen gebeurt.
Je weet wat onderzoekers in de natuurwetenschappen doen.
Je weet wat men in de natuurkunde, scheikunde en biologie bestudeert en kan enige voorbeelden noemen.