What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
12. Januar 2024 / Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
Startaufgabe
Welche Tiere
kannst
du auf
Deutsch sagen?
timer
4:00
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Startaufgabe
Welche Tiere
kannst
du auf
Deutsch sagen?
timer
4:00
Slide 1 - Slide
Die Hausaufgaben
Gemacht:
Aufgabe 2 zu Kapitel 4 Teil A Sehen
Gelernt:
Kapitel 4 Lernliste D-N Teil A
Wiederholen:
Lernliste Kapitel 1 D-N
Nicht
gemacht worden von:
Narin, Hakim, Djesse, Jady, Dylan
Slide 2 - Slide
Werkwoorden
intro
Slide 3 - Slide
Aan het einde van de les
ken je de regels over het vervoegen van de zwakke werkwoorden
Wie?
Hören
Erklären
üben
Slide 4 - Slide
Werkwoorden - Verben
1 Wanneer is een werkwoord sterk en wanneer zwak?
2 Wat zijn de regels voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in Duits?
3 Voor welke werkwoorden zijn er uitzonderingen?
Slide 5 - Slide
werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en
Slide 6 - Drag question
Elke persoon zijn eigen uitgang!
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
esttenten
uitleg
Slide 7 - Slide
ich
du
er, sie, es, man, wer
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
regel
: stam + uitgang
wohn
en
stam: -en eraf
-> wohn
uitleg
Slide 8 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Consequent!
komm
sammel
üb
üb
sammel
komm
stam: -en eraf
komm
en
-> komm
üb
en
-> üb
sammel
n
-> sammel
uitleg
Slide 9 - Slide
werkwoorden vervoegen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
e
st
t
en
t
en
Slide 10 - Drag question
wohnen (ich)
1/9
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohn
e
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen
Slide 11 - Quiz
machen (ihr)
2/9
uitleg/antwoord
machen ->
stam = mach ->
ihr = -t ->
mach
t
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 12 - Quiz
rudern (du)
3/9
uitleg/antwoord
rudern ->
stam = ruder ->
du = -st ->
ruder
st
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt
Slide 13 - Quiz
rudern
Stam = -n = rudern
segeln (zeilen)
zeichnen (tekenen)
Slide 14 - Slide
Een paar uitzonderingen...
de stam eindigt op een -d of -t
de stam eindigt op een sis-klank
uitleg
Slide 15 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d:
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
uitleg
Slide 16 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
e
e
e
d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg
Slide 17 - Slide
ich
du
er, sie, es
du
du
du
e
st
t
st
st
Stam op -ß, -ss, -z, -sch:
hei
ß
kü
ss
tan
z
stam: -en eraf
heiß
en
-> hei
ß
küss
en
-> kü
ss
tanz
en
-> tan
z
uitleg
Slide 18 - Slide
du
du
du
t
t
t
Stam op -ß, -s, -ss, -z, -x: de oplossing
hei
ß
kü
ss
tan
z
stam: -en eraf
heiß
en
-> hei
ß
küss
en
-> kü
ss
tanz
en
-> tan
z
gewoon de 's' van 'st' weghalen!
uitleg
Slide 19 - Slide
Samenvatting
Basisregel: stam + uitgang
standaard uitgangen
:
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
3 uitzonderingen + oplossing
:
stam op -t/-d -> extra '
e
' bij du/er/ihr
stam op sis-klank -> bij 'du' geen
st
maar
t
uitleg
Slide 20 - Slide
En nu jij!
Je krijgt 13 vragen:
4x multiple choice
9x open
Kun jij alle werkwoorden al correct vervoegen?
uitleg
Slide 21 - Slide
melden (du)
1/10
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
meld
B
melden
C
meldet
D
meldest
Slide 22 - Quiz
warten (ihr)
2/10
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent
Slide 23 - Quiz
heißen (du)
3/10
uitleg/antwoord
heißen ->
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heiß
t
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst
Slide 24 - Quiz
reden (Jamila)
4/10
uitleg/antwoord
reden ->
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra
e
nodig
red
e
t
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet
Slide 25 - Quiz
Was wirst du jetzt machen?
Fertig!
K4 Teil E
Aufgabe 18: >70%!
Lernen:
Fertig?
Mache die Aufgabe 19
timer
5:00
Slide 26 - Slide
die Hausaufgaben
Gemacht:
Aufgabe 18 und 19 zu Kapitel 4 Teil E Grammatik
Gelernt:
Lernliste N-D bis 'de wolf'
Kapitel 4 Lernliste D-N Teil A
und C
Wiederholen:
Lernliste Kapitel 1 und 2 D-N
Slide 27 - Slide
slotwoord
Slide 28 - Slide
More lessons like this
6. Februar 2024 / Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
January 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
31. Januar 2024 / Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
January 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
15 April 2023 Kapitel 4 Tiere / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
April 2024
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
20. Januar 2023 / Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
January 2023
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2 Kapitel 4
January 2023
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Kapitel 7 bk
May 2022
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, t
Leerjaar 2
7. März 2023 / Grammatik: Werkwoorden tegenwoordige tijd (Uitleg + oefenen)
March 2023
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 14 23-01-2024, K4 Tiere (1)
January 2024
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2