Feiten en meningen

Programma van de les

Programma:

  • Mindmaps
  • Raadgedicht
  • Uitleg (herhaling) feiten, meningen en argumenten
  • Zelfstandig werken

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma van de les

Programma:

  • Mindmaps
  • Raadgedicht
  • Uitleg (herhaling) feiten, meningen en argumenten
  • Zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 
Mening:         
                           
Argument:    


Slide 2 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         

Argument:    

Slide 3 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    


Slide 4 - Slide

Feit, mening en argument
Feit               Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening        Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Slide 5 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument   Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Een mening is dus altijd wat iemand vindt. 
Een argument is waarom iemand iets vindt.

Slide 6 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 7 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 8 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.

Slide 9 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.

Slide 10 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leid af.
Als iemand belt voor iets belangrijks, dan kun je niet snel opnemen.

Slide 11 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je over het algemeen slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 12 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 13 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument
Blauw licht uit beeldschermen onderdrukt het slaapopwekkende hormoon melatonine.

Slide 14 - Slide

Zelf aan de slag!
  • Maak oefening 3 en 4 vanaf blz. 93.
     

Slide 15 - Slide


Zelfstandig aan de slag

Lezen - Paragraaf 5.3
Blz. 78-81
Opdracht 1 t/m 5

Slide 16 - Slide