TL2: K.9 Voorzetsels met de vierde naamval en het pers.vn.woord

Mittwoch, den 15. November - Lernziele:
-Je leert de voorzetsels met de vierde naamval kennen.
 ->(für, gegen, ohne, um, durch)

-Je leert dat na bovenstaande voorzetsels het  persoonlijk voornaamwoord altijd in de vierde naamval staat. 
->(für+mich, gegen+dich)

1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Mittwoch, den 15. November - Lernziele:
-Je leert de voorzetsels met de vierde naamval kennen.
 ->(für, gegen, ohne, um, durch)

-Je leert dat na bovenstaande voorzetsels het  persoonlijk voornaamwoord altijd in de vierde naamval staat. 
->(für+mich, gegen+dich)

Slide 1 - Slide

Lied
This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar
door
voor
zonder
om
tegen
durch
für
ohne
um
gegen

Slide 4 - Drag question

er zijn ...... voorzetsels met de vierde naamval
A
5
B
6
C
7
D
4

Slide 5 - Quiz

Na welke voorzetsels volgt de vierde naamval?
A
durch, mit, auf, ohne, bis, um
B
gegen, bis, um, ohne, durch, für
C
durch, für, ohne, um, auf, mit
D
gegen, ohne, bis, um, auf, gegenüber

Slide 6 - Quiz

Wat is een voorzetsel voor de vierde naamval
A
ohne
B
hinter
C
unter

Slide 7 - Quiz

Welke voorzetsel hoort niet bij de vierde naamval?
A
durch
B
bei
C
gegen
D
ohne

Slide 8 - Quiz

Welke voorzetsel hoort niet bij de vierde naamval?
A
um
B
seit
C
mit
D
für

Slide 9 - Quiz

Welk voorzetsel hoort NIET bij de vierde naamval?
A
bis
B
durch
C
von
D
ohne

Slide 10 - Quiz

Welk voorzetsel hoort niet in het rijtje thuis van voorzetsels met de vierde naamval?
A
durch
B
um
C
für
D
mit

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Opdrachten
1) Memory maken en spelen

2) Werkblad

3) Online oefenen. Ga naar oscarromerotalen.nl en oefen dan met voorzetsels +4 

Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd?
Ken je de voorzetsels met de 4e naamval?

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval?

Slide 14 - Slide