Houd je schrift bij de hand en maak aantekeningen!
Slide 3 - Slide
Programma
Lesdoelen
Wat weet je al?
Herhaling paar andere belangrijke begrippen
Nakijken huiswerk
Huiswerk volgende les
Zelfstandig aan de slag
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Je weet wat kernzinnen, tekstverbanden en verbindende zinnen zijn
Je weet hoe je deze kunt vinden in een tekst
Je kunt de belangrijkste tekstsoorten benoemen, evenals de bijhorende tekstdoelen en je kunt dit toepssen op de ED-teksten
Slide 5 - Slide
Je weet uit les 1:
waaruit het ED/CSE bestaat, wat je moet doen en wat voor soort vragen je krijgt
wat de drie belangrijkste manieren zijn om te lezen en dat je het beste leest in drie leesrondes
wat een onderwerp van een tekst is en hoe je dit formuleert
wat een hoofdgedachte van een tekst is, hoe je deze formuleert en op welke voorkeursplaatsen je deze kunt vinden
dat je MC-vragen altijd met een HOOFDLETTER moet beantwoorden
hoe je ervoor staat (resultaat Quick Scan) en waarop je moet bijspijkeren
Slide 6 - Slide
Je weet uit les 2:
wat het verschil is tussen citeren en parafraseren en hoe je die moet doen
Slide 7 - Slide
kernzinnen
Een 'kernzin' is de belangrijkste zin van een alinea
Je zou hem ook wel de 'hoofdgedachte' van de alinea kunnen noemen
De rest van de alinea is uitwerking bij de kernzin mag en alleen over hetzelfde deelonderwerp gaan als de kernzin
Elke alinea van een goede tekst heeft een kernzin en het is er altijd maar één
De kernzin is meestal de eerste, de tweede of de laatste zin van de alinea
Slide 8 - Slide
functie signaalwoorden en verbindende zinnen
Deze hebben de functie van ‘cement’ in een bouwsel van bakstenen
Ze geven geen informatie over het onderwerp van je tekst, maar over hoe de tekst in elkaar zit en wat de verbanden zijn
Teksten zonder signaalwoorden en verbindende zinnen zijn als los zand -> ze zijn lastig te begrijpen voor de lezer
Verbindende zinnen vind je als eerste of laatste zin van een alinea
'Verbindende zinnen' worden soms ook wel 'gidsende zinnen' genoemd
Slide 9 - Slide
signaalwoorden en tekstverbanden (1)
Tijd/ Chronologisch: (o.a.) eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, binnenkort, intussen, later, voordat, nadat - ook jaartallen en data
Opsommend: (o.a.) en, ook (nog), tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste, ten tweede, ten derde, tenslotte -ook liggende streepjes (-), getallen (1,2,3) of ‘dots’ (.)
Voorbeeld, bewijs / toelichtend: (o.a.) bijvoorbeeld, zoals, zo, neem nou, denk aan
Slide 10 - Slide
signaalwoorden en tekstverbanden (2)
Verschillen / tegenstellend: (o.a.) maar, echter, niettemin, toch, daar staat tegenover, daarentegen, desondanks, evenwel, nochtans, daarentegen, ondanks dat…, aan de ene kant… aan de andere kant (enerzijds… anderzijds)
Concluderend: (o.a.) dus, daarom, dat houdt in, concluderend, ik kom tot de slotsom dat …, kortom, al met al
Doel/middel: (o.a.) om….te, met de bedoeling, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door… te, door middel van, daarmee
Slide 11 - Slide
signaalwoorden en tekstverbanden (3)
Oorzaak-/gevolgrelatie / oorzakelijk: (o.a.) door(dat), daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat, dankzij
Redengevend: (o.a.) daarom, omdat, derhalve, dus, want, immers, dat blijkt uit, namelijk, aangezien, de reden hiervoor is
Samenvattend: (o.a.) kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Vergelijkend: (o.a.) in vergelijking met, net (zo) als, zoals, evenals - ook de vergrotende trap (meer/beter/groter enz.) … dan
Slide 12 - Slide
signaalwoorden en tekstverbanden (4)
Toegevend: (o.a.) ook al, zij het (dat), weliswaar, (al)hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin
Voorwaardelijk: (o.a.) als (...dan), indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits
Slide 13 - Slide
Voorbeelden verbindende zinnen
'Hiervoor heb ik laten zien wat de voordelen van kernenergie zijn, nu ga ik vertellen wat de nadelen ervan zijn.'
'We weten nu dus dat er vijf belangrijke oorzaken van vuurwerkongevallen kunnen zijn.'
'Uit al mijn hiervoor genoemde argumenten blijkt duidelijk dat er maar één conclusie kan zijn.'
Slide 14 - Slide
Tekstsoorten en tekstdoelen
Welke drie belangrijke tekstsoorten ken je en welke tekstdoelen horen hierbij? (en eventueel nog een vierde tekstdoel?)
Slide 15 - Slide
Tekstsoorten en tekstdoelen
Uiteenzetting: informeren
Betoog: overtuigen
Beschouwing: activeren
Daarnaast tekstdoel 'amuseren' in bijvoorbeeld roman, gedicht, column, strip (dit zijn vaak fictionele teksten)
Slide 16 - Slide
Nakijken huiswerk
Antwoorden vind je vanaf blz. 106 in de examenbundel
Welke vragen heb je nog?
Slide 17 - Slide
Huiswerk voor woensdag 9 december
Neem de theorie in examenbundel door:
v.a. p. 44 t/m 50 tot aan par. 2
Maak alle tussenliggende opdrachten in je schrift
Neem je examenbundel en schrift mee naar de les!
En: vergeet de harde deadline van vanavond (23.59 uur) niet!
A.s. woensdag moet je je print van je lit dossier in de les inleveren
Slide 18 - Slide
Keuze les / gang
Advies: doe in de les mee
Je mag eventueel op de gang, onder de volgende voorwaarden:
Je wacht tot ik Som heb ingevoerd, gecontroleerd heb of je spullen bij je hebt en je hw hebt gemaakt en je noteert daarna ZELF je naam op het bord
Je bent er zelf voor verantwoordelijk dat je goed voorbereid bent op de toets (tw 2)
je stoort anderen niet en je draagt een mondkapje
je blijft bij het lokaal in de buurt (als ik op de gang kijk, wil ik je kunnen zien. Is dat niet zo, dan zet ik je alsnog op 'absent')