hoofdstuk 5 - delend lidwoord

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

avoir faim
avoir soif
mettre
plus tard
la tasse
raconter
le rêve
car
want
de droom
het kopje
honger hebben
later
aandoen
dorst hebben
vertellen

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Bonjour la classe!
lesdoel:

ik kan iets bestellen in een restaurant
En français, évidemment!

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

au restaurant
 Serveur : Bonjour! Vous avez choisi ?
Client : Oui, en entrée, je vais prendre  une salade de tomates.
Serveur : Et  comme plat principal ?
Client : Pour moi, un bifteck avec des frites.
Serveur : Et comme dessert ?
Client : Je prends une mousse au chocolat ! 

Slide 7 - Slide

au restaurant
Serveur : Et comme boisson ?
Client : Je prends du vin / de la bière / de l'eau.
Serveur : Et  avec le dessert, vous prenez un café ?
Client : Je voudrais un thé s'il vous plaît et l'addition. 
Serveur : Ça arrive tout de suite. 

Slide 8 - Slide

Au café
Le serveur : Bonjour madame,   vous désirez ?
La cliente : Je voudrais  une eau minérale, s'il vous plaît .
Le serveur : Avec une tranche de citron ?
La cliente : Oui, c'est gentil.
Le serveur  : Et pour monsieur ?
Le client : Pour moi, un coca bien frais, s'il vous plaît !
Le serveur : j'apporte des glaçons. 

Slide 9 - Slide

 Iets bestellen op een terras! 
- Je vais prendre
- Je prends
- Je voudrais
- Je veux
- Pour moi

Zet ervoor: comme entrée/plat principal/dessert of pour boire/manger

Slide 10 - Slide

Het delend lidwoord
hoofdstuk 5, onderdeel D

Slide 11 - Slide

LESDOELEN
 

- ik ken de regels voor het maken van het delend lidwoord
- ik kan het delend lidwoord toepassen als ik praat over eten en drinken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Het delend lidwoord
Nu leer je het delend lidwoord:
Du (mannelijk)
De la (vrouwelijk)
De l' (klinker, stomme h)
Des (meervoud)
Deze gebruik je als we in het Nederlands niets zeggen..! >

Slide 14 - Slide

Explication: Delend lidwoord (1)
Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)




mnl
du
je bois du café
vrl
de la
elle mange de la salade
mv
des
Je voudrais des frites
klinker/h
de l'
J'ai de l'argent

Slide 15 - Slide

Het delend lidwoord

Du (mannelijk)
De la (vrouwelijk)
De l' (klinker, stomme h)
Des (meervoud)

Deze gebruik je als we in het Nederlands niets zeggen..! >
Uitzonderingen

1. als het gaat om een hoeveelheid: beaucoup, trop, peu, un kilo, un verre
- Je mange des fruits / Je mange beaucoup de fruits
- Je bois de l'eau / Je bois trop d'eau

2. Na werkwoorden aimer, adorer, préférer & détester komt altijd het lidwoord le, la, l' of les
- J'achète de la soupe / J'aime la soupe

Slide 16 - Slide

Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'

Slide 17 - Drag question

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 19 - Quiz

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 20 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 21 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je prends ...... jus d'orange.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 24 - Quiz

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 25 - Quiz

Je prends ..... vin (le)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 26 - Quiz

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
de l'
C
du
D
des

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Link


Jeu de la nourriture
- Zet pionnen op het vak départ.
- Gooi met een dobbelsteen
- Maak steeds een zin met het product op het vakje en een delend lidwoord, een woord van hoeveelheid of een werkwoord als aimer.
- De mannelijke woorden zijn blauw en de vrouwelijke woorden zijn roze gekleurd.
- Bij een goede zin mag je blijven staan, bij een foute zin moet je terug naar waar je stond.
- Daarna is de volgende aan de beurt.
- Wie bereikt als 1e het vakje Arrivée?

Slide 29 - Slide




avoir faim
avoir soif
mettre
plus tard
la tasse
raconter
le rêve
car

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Les devoirs
Maak een filmpje in tweetallen/ drietallen waarin jullie iets bestellen.

Slide 32 - Slide