What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Ma 28-11-22 oefentoets
1 / 11
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
11 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
T33
Montag, 28. November 2022
Slide 2 - Slide
die Planung
Oefentoets/leren/uitleg
Slide 3 - Slide
Aufgaben machen
opdrachten maken
Wa
s (wat
)?
Oefentoets
leren
uitleg vragen
Wie (hoe)?
Online of boek
Hilfe (hulp)?
Buren, docent
Zeit (tijd)?
14:00
13:45 bespreken oefentoets
Slide 4 - Slide
Hulpwerkwoord haben + sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
bin
bist
ist
sind
seid
sind
haben
sein
Voltooid deelwoord:
gehabt gewesen
!
In een zin:
vorm van haben + gehabt
bv. ich habe Thee gehabt
vorm van sein + gewesen
bv. ich bin in den Bosch gewesen
A
Slide 5 - Slide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/
S
ie
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij/u
wohn
e
wohn
st
wohn
t
wohn
en
wohn
t
wohn
en
red
e
red
e
st
red
e
t
red
en
red
e
t
red
en
reis
e
reis
t
reis
t
reis
en
reis
t
reis
en
wohnen reden reisen
stam d/t stam s-klank
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
BV.: wohnen - wohn - du wohn
st
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten
B zwakke ww
Slide 6 - Slide
1= eins
10= zehn
100= hundert
1000= tausend
10000= zehntausend
101= hunderteins
1001= tausendeins
167= hundertsiebenundsechzig
3512= dreitausendfünfhundertzwölf
0= null
1= ein
s
2= zwei
3= drei
4= vier
5= fünf
6= sechs
7= sieben
8= acht
9= neun
10= zehn
11= elf
12= zwölf
13= dreizehn
14= vierzehn
15= fünfzehn
16= se
ch
zehn
17= sie
b
zehn
18= achtzehn
19= neunzehn
20= zwanzig
30= drei
ß
ig
40= vierzig
50= fünfzig
60= se
ch
zig
70= sie
b
zig
80= achtzig
90= neunzig
100= hundert
Jaartallen onder 2000: 1970= neunzehnhundertsiebzig
2021= zweitausendeinundzwanzig
getal+zehn
getal+zig
C getallen tot 10.000
Slide 7 - Slide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij/u
D persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Slide
mijn
jouw
zijn
haar
zijn
onze
jullie
hun
uw
mein
(e)
dein
(e)
sein(e)
ihr(e)
sein(e)
unser(e)
(m) euer, (v) eure
ihr(e)
Ihr(e)
Met een bezittelijk vnw geef je een bezit aan --> van wie iets is
Bv. mijn jas - de jas van mij
Het staat
voor
een zelfstandig naamwoord
Bij een vrouwelijk znw of meervoudsvorm krijgt het bezittelijk voornaamwoord de uitgang -e. Bij mannelijke en onzijdige
NIET
Bv. v:
Mein
e
Schwester fährt nach Berlijn.
mv:
Mein
e
Schwestern fahren nach Berlijn.
m:
Sein
Bruder spielt Gitarre.
o:
Sein
Kind spielt Gitarre.
E bezittelijk voornaamwoord
Slide 9 - Slide
t/m 19= getal + -te
vanaf 20= getal + -ste
Uitzonderingen!
1e: erste
3e: dritte
7e: siebte
8e: achte
F Rangtelwoorden
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
More lessons like this
Ma 10-10-22 K1 L5
October 2022
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Di 28-11-23 Grammatica
November 2023
- Lesson with
45 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Do 24-11-22 oefentoets
November 2022
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Di 11-10-22 K1 L5
October 2022
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Ma 31-10-22 spreken
October 2022
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Di 18-10-22 K1 L6
October 2022
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Ma 17-10-22 K1 L6
October 2022
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Do 29-08-24 K1 L1 haben/sein+zwakke ww
August 2024
- Lesson with
11 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3