Formatieve toets hst 1 (NETH)

Formatieve toets hst 1:
Organismen uit 4 rijken
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Formatieve toets hst 1:
Organismen uit 4 rijken

Slide 1 - Slide

Formatieve toets:
- De toets bestaat uit 34 vragen waar je in totaal 65 punten op kan halen.
- Bij een meerkeuze is altijd maar 1 antwoord de juiste.

Succes!!

Slide 2 - Slide


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

Je mouwen worden kort.
A
Ademen
B
Uitscheiden
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 3 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

De clown blaast een ballon op.
A
Ademen
B
Uitscheiden
C
Reageren
D
Voeden

Slide 4 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

Een tijgerin baart 3 jongen.
A
Voeden
B
Uitscheiden
C
Reageren
D
Voortplanten

Slide 5 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

De kleine Max moet nodig plassen.
A
Voeden
B
Uitscheiden
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 6 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

De zeeleeuwen krijgen vissen als middagmaal.
A
Voeden
B
Ademen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 7 - Quiz


Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 
Bij welke levenskenmerk hoort:

De gazelle ziet de leeuw en rent weg.
A
Voeden
B
Ademen
C
Groeien
D
Reageren

Slide 8 - Quiz


Een yak en een koe kunnen samen nakomelingen krijgen. Een mannelijk nakomeling heet een dzo. Een dzo is onvruchtbaar. 

Horen yaks en runderdieren tot dezelfde soort? 
Leg je antwoord uit. 

Slide 9 - Open question


Biologen hebben alle organismen op aarde in groepen ingedeeld. De organismen in de afbeelding kun ook ordenen.

Welke overeenkomsten hebben de dieren in de afbeelding?  
A
Huidbedekking
B
Geboren uit een kalk ei
C
Wervelkolom
D
Manier van voortbewegen

Slide 10 - Quiz


De Zweedse onderzoeker Linnaeus bedacht een manier om alle organismen in te delen. 
Deze indeling wordt nog steeds gebruikt.  

De wetenschappelijke naam voor huiscavia is Cavia porcellus. 

Waarvoor staan de twee delen van de naam? 
A
Cavia is de geslachtsnaam en porcellus is de soortaanduiding.
B
Cavia is de soortaanduiding en porcellus is de geslachtsnaam.
C
Cavia is de soortaanduiding en porcellus is de ordeaanduiding.
D
Cavia is de ordeaanduiding en porcellus is de geslachtsnaam.

Slide 11 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast.
Aan de wetenschappelijke naam kun ze zien of dieren familie van elkaar zijn. De familie van de Muriadae (Muisachtigen) bestaat uit verschillende geslachten en soorten. 
 
Welke van de volgende dieren kunnen samen vruchtbare nakomelingen krijgen? 
A
Bosmuis & Dwergmuis
B
Bosmuis & Grote bosmuis
C
Bosmuis & Huismuis
D
Alle 3 de mogelijkheden

Slide 12 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. 

Wat zie je in de rode rechthoek?
A
Een orgaan
B
Een organisme
C
Een cel
D
Een weefsel

Slide 13 - Quiz


Maaike bekijkt plantencellen onder de microscoop. Ze heeft een preparaat gemaakt van wortelweefsel. 

Welk onderdeel van de cel zal ze niet zien in haar preparaat?

Slide 14 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 2

Slide 15 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 3

Slide 16 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 4

Slide 17 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 5

Slide 18 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 6

Slide 19 - Open question


Bekijk de afbeelding hiernaast.

Benoem nummer 7

Slide 20 - Open question

Deze cellen tref je aan in                       planten. Zij krijgen hun stevigheid door                       . Tussen de cellen zitten       
                      celwanden. Hierdoor ontstaan buisjes waardoor water stroomt. 
Bekijk de afbeelding rechts onderaan.
In wat voor een plant tref je deze cellen aan? 
Sleep de juiste woorden naar de plek.
1
2
3
houtachtige
kruidachtige
houtstof
water
wel
geen

Slide 21 - Drag question


Welke cel zit in een blad van een kastanjeboom met watergebrek?

Klik op de afbeelding hiernaast om het groter te bekijken.
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz


Dieren hebben veel verschillende soorten cellen.  

In welk lichaamsdeel bevindt zich deze cel? 
A
In de bilspier
B
In de hersenen
C
In de wervelkolom
D
In het kuitbeen

Slide 23 - Quiz

Het skelet van dieren geeft stevigheid en bescherming. Het skelet kan inwendig of uitwendig zijn. Sommige dieren hebben helemaal geen skelet. 

Wat voor skelet hebben de dieren in de afbeeldingen hieronder? 
Sleep het juiste woord onder het plaatje.

kwal
zeester
muis
inwendig skelet
uitwendig skelet
geen skelet

Slide 24 - Drag question


Met welke letter worden de sporen van de paddenstoel aangegeven?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R
D
de sporen worden niet aangegeven

Slide 25 - Quiz


Peter doet een onderzoek naar bacteriën op een schoonmaakdoekje. Hij heeft een petrischaaltje op het schoonmaakdoekje gedrukt en weggezet op een warme plek. 
Na twee dagen kijkt hij in het petrischaaltje en ziet 64 stipjes. 
 
Hoeveel bacteriën zaten er in het schoonmaakdoekje? 
A
16, elke bacterie heeft zich twee keer gedeeld en vervolgens is daaruit een kolonie ontstaan.
B
32, elke bacterie heeft zich gedeeld en vervolgens zijn daaruit kolonies ontstaan.
C
64, elke kolonie is ontstaan uit één bacterie.
D
Dat kun je met deze gegevens niet zeggen.

Slide 26 - Quiz


Myra kijkt door de microscoop naar een aantal cellen. In de afbeelding zie je wat ze waarneemt. 
Kunnen dit bacteriën zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 27 - Open question


Wanneer je voedingsmiddelen te lang laat liggen, ontstaat er schimmel op. 
Welk van de cellen is van een schimmel?

Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz


Hiernaast is een voedselkringloop schematisch weergegeven. De letters P, Q, R en S geven verschillende groepen organismen aan. 

Noteer de letter van de groep waarbij een paddenstoel hoort. 
Hoe heet die groep?

Slide 29 - Open question


Bekijk het schema van de voedselkringloop in de afbeelding. 
Zijn de volgende uitspraken over deze kringloop juist of onjuist?
Leg bij onjuist ook uit waarom. 

a: Onderdeel Y zijn de producenten. 
b: De organismen in onderdeel W breken afval af tot mineralen. 

Slide 30 - Open question


Bekijk het schema van de voedselkringloop in de afbeelding. 
Zijn de volgende uitspraken over deze kringloop juist of onjuist?
Leg bij onjuist ook uit waarom. 

a: Energie van de zon gaat de kringloop rond. 
b: Alleen in de organismen in de vakken W, X en Z vindt verbranding plaats. 

Slide 31 - Open question


Het maken van brood is een voorbeeld van biotechniek. 

Wat gebeurt er bij het maken van brooddeeg? 
A
Bacteriën scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
B
Bacteriën scheiden zuurstof en alcohol uit.
C
Schimmels scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
D
Schimmels scheiden zuurstof en alcohol uit.

Slide 32 - Quiz


In aardappelplanten wordt een gen ingebouwd, zodat ze resistent worden tegen aardappelmoeheid. 
 
Hoe noem dit onderdeel van de moderne biotechnologie? 

Slide 33 - Open question

In aardappelplanten wordt een gen ingebouwd, zodat ze resistent worden tegen aardappelmoeheid.

Hoe verloopt het proces waarbij dit gen wordt ingebouwd in de aardappelplanten?
Zet in de juiste volgorde.
1
2
3
4
 Het losgemaakte gen wordt vastgeplakt in een aardappelchromosoom.
Het gen tegen aardappelmoeheid wordt uit het chromosoom met deze eigenschap geknipt.
Er ontstaan resistente aardappelen.
Uit de cel met het aangepaste chromosoom worden aardappelplantengekweekt. 

Slide 34 - Drag question


In een afvalwaterzuiveringsinstallatie wordt gebruik gemaakt van een groep uit de voedselkringloop. 

Welke groep is dat? 
A
Producenten
B
Consumenten
C
Afval-eters
D
Reducenten

Slide 35 - Quiz


Lees de tekst in de afbeelding hiernaast.

Op welke manier wordt bij kaasproductie gebruikt van biotechnologie? 
A
Door het gebruik van chymosine.
B
Door het gebruik van melkzuurbacteriën.
C
Door het gebruik van chymosine en melkzuurbacteriën .
D
Door geen van de genoemde manieren.

Slide 36 - Quiz

Einde!!
Ging het goed?

Slide 37 - Slide