BASSTEX B1 B2 Les 13

Lesdoelen
de juiste tijd
zinsvolgorde

Lesinhoud
aanhalingstekens
voorkennis
kerstverhaal vertellen
spreekopdracht



Telefoon
pen en papier bij de hand
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Lesdoelen
de juiste tijd
zinsvolgorde

Lesinhoud
aanhalingstekens
voorkennis
kerstverhaal vertellen
spreekopdracht



Telefoon
pen en papier bij de hand

Slide 1 - Slide

Aanhalingstekens ( '....', of ".....")

Vertellen over wat iemand zei:
De docent zei dat het we het kerstverhaal gingen vertellen.

Vertellen wat iemand letterlijk zei:
En de docent zei: 'We gaan het kerstverhaal vertellen'.

Gebruik aanhalingstekens voor de letterlijke tekst!!

Slide 2 - Slide

Welke zin is juist?
A
Ik zei ik ga naar huis.
B
Ik zei:'Ik ga naar huis'.
C
Ik zei: 'dat ik naar huis ga'

Slide 3 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Hij zegt: ik doe mee met de les.
B
Hij zegt: 'Ik doe mee met de les'.

Slide 4 - Quiz

Herhaling hulpwerkwoorden

Voltooide tijd 
hebben    + voltooid deelwoord
zijn

toekomstige tijd of ...........
zullen                     willen            
kunnen                  (laten)     + heel werkwoord
moeten                  gaan
mogen

                             Ik heb een mooi cadeau gekregen.
Ik ga een mooi cadeau krijgen.

Slide 5 - Slide

toekomst
Ik zal een cadeau (kunnen) krijgen.
Jij kunt een cadeau krijgen.
Hij moet een cadeau krijgen.
Wij mogen een cadeau krijgen.
Jullie willen een cadeau krijgen.
__________________________________________________
Wat had kunnen gebeuren
Ik zou een cadeau krijgen
Jij kon een cadeau krijgen
Hij moest een cadeau krijgen

Slide 6 - Slide

Noem een woord dat hoort bij het kerstverhaal.
Het kersverhaal

Slide 7 - Mind map

Het kerstverhaal

Slide 8 - Slide




De geboorte van Jezus
Jozef en Maria gingen naar Betlehem. In die tijd (worden)_______________ er een bevel van keizer Augustus (bekendmaken) _______________.

Slide 9 - Slide




Hij wilde alle inwoners van het Romeinse rijk (laten) ____________ (tellen) ___________. Het was de eerste keer dat dit (gebeuren) ___________. 

Slide 10 - Slide



Daarom gingen alle mensen op reis. Ook Jozef (moeten)_______op reis. Hij ging van Nazaret in Galilea naar Betlehem in Judea. Want hij (komen)______________uit de familie van David, en David kwam uit Betlehem. 

Slide 11 - Slide




Het was in de tijd dat Quirinius de provincie Syrië bestuurde. Iedereen (moeten)___ (tellen)_____(worden)_____ in de plaats waar zijn familie vandaan kwam. 


Slide 12 - Slide



Jozef (gaan)___________ samen met Maria naar Betlehem. Maria zou met Jozef (gaan)___________           ( trouwen)_________ en ze was zwanger.



Slide 13 - Slide




Jezus werd geboren
Toen Jozef en Maria in Betlehem (zijn)____________ , (worden)____________ het kind geboren. 

Slide 14 - Slide



Het was Maria’s eerste kind, een jongen. Maria (wikkelen)_____________ hem in een doek, en legde hem in een voerbak voor de dieren. Want er (zijn) ___________voor hen nergens plaats om te slapen.

Slide 15 - Slide



Herders hoorden het goede nieuws

Die nacht waren er herders in de buurt van Betlehem. Ze (oppassen)________ buiten _____hun schapen. Opeens stond er een engel tussen de herders, en het licht van God (stralen)_____________ om hen heen.


Slide 16 - Slide



 
De herders werden bang. Maar de engel (zeggen)______: ‘Jullie (hoeven)_______ niet bang te (zijn)_______, want ik breng jullie goed nieuws. Het hele volk zal daar blij mee zijn....' 

Slide 17 - Slide



'........Vandaag is jullie redder geboren: Christus, de Heer. Hij is geboren in Betlehem, de stad van David. En zo (kunnen)________ jullie hem (herkennen)___________: het kind ligt in een voerbak en is in een doek (wikkelen)_________.’ 

Slide 18 - Slide



En plotseling was er bij de engel een hele groep engelen. Ze (eren)_______God en zeiden: ‘Alle eer aan God in de hemel. En vrede op aarde voor de mensen van wie God (houden)_________’



Slide 19 - Slide



De herders gingen naar Betlehem
Daarna (gaan)__________ de engelen terug naar de hemel. De herders zeiden tegen elkaar: ‘Kom, we gaan naar Betlehem. Want God heeft ons verteld wat er (gebeuren)________ is. Laten we gaan kijken.’

Slide 20 - Slide



Ze gingen meteen naar Betlehem. Daar (vinden)____________ze Maria en Jozef, en in een voerbak lag het kind. Toen de herders het kind ( zien)___________, (vertellen) _____________ ze wat de engel over hem gezegd had.



Slide 21 - Slide



Iedereen die het hoorde, was (verbazen)_____________ over het verhaal van de herders. Maria (proberen)_________________te (begrijpen)_________ wat het betekende.


Einde

Slide 22 - Slide

Wat heb je vorig jaar met kerst gedaan?

Slide 23 - Open question

Wat ga je dit jaar met kerst doen?

Slide 24 - Open question

Opdracht
1. De docent geeft aan in welk groepje je zit.

2. Zoek via WhatsApp videobellen contact met je groepje. ( bellen en rechtsboven iemand toevoegen).

3. Organiseer met elkaar een kerstbijeenkomst voor de klas. Bedenk wat je gaat eten, waar het is, wat het kost, wat jullie gaan doen enzovoorts.

4. Jullie krijgen 15 minuten de tijd. 

5. Ieder groepje presenteert het plan.

Slide 25 - Slide

groep 1
Bianka
Semere
Hai
groep 2
Diann
Marcia

groep 3
Fatimata
Juliana
Roman
groep 4
Maeve 
Ewa
Angie
groep 5
Bas
Oliver

Slide 26 - Slide

Beeld aan voor de 



Presentaties

Slide 27 - Slide

Bedankt voor de aandacht.


Mooie feestdagen en een hele fijne vakantie!

Ik zie jullie weer op 7 januari 2021.

Tot dan.

Slide 28 - Slide