Leesstrategieën, VIA Vervolg thema 4 Muziek

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

De manier waarop je een tekst leest.

Welke leesdoelen ken je?

informeren

overtuigen

instrueren

nieuwsbericht

reclamefolder

gebruiksaanwijzing

recept

etiketten

globaal lezen

je leest: 

- de titel

- de inleiding

- de tussenkopjes

- het bijschrift van de afbelding(en)

Wat is het onderwerp van de tekst?

Wat is het doel van de tekst?

1. instrueren hoe je carnaval moet vieren
2. overtuigen om feest te vieren
3. informeren over het carnavalsfeest

zoekend lezen

je leest de tekst niet helemaal

je zoekt alleen de gevraagde informatie op

In regel 10 staat:
De burgemeester overhandigt de sleutel van de stad of het dorp dan aan Prins Carnaval.
Wat betekent overhandigen?

1. geven
2. pakken
3. verkopen

In regel 11 staat:
Maar die is natuurlijk niet echt de baas.
Wie of wat wordt bedoeld met die?

1. de burgemeester (regel 10)
2. de stad of het dorp (regel 10)
3. Prins Carnaval (regel 10)

Kijk in het stukje Vooral in het zuiden. Waarom wordt carnaval vooral in het zuiden van Nederland gevierd?

Kijk in het stukje 'Begin van de vastentijd'.
Welke van de volgende zinnen is waar, volgens de tekst?

1. De vastentijd begint na carnaval.
2. De vastentijd begint na het paasfeest.
3. De vastentijd is veertig dagen voor carnaval.
4. In de vastentijd mag je veertig dagen niet eten.

In regel 27-28 staat:
Sommige mensen houden zich nog aan de vastentijd.
Wat betekent zich houden aan?

1. alle dingen regelen voor een groot feest
2. de regels en afspraken van iets volgen
3. honger hebben maar niets mogen eten

Welke tradities horen bij carnaval? Noem vier tradities die in de tekst staan.

intensief lezen

je leest de tekst in zijn geheel

je vraagt je af wat is de belangrijkste boodschap van de schrijver

Wat is de belangrijkste boodschap van de schrijver? 

Vat de tekst samen in één zin.