les 14 H16

Les 14 H16
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 21 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 14 H16

Slide 1 - Slide

Programma

  • Introductie
  • Uitleg theorie
  • Aan de slag
  • Bespreken
  • Slot

Slide 2 - Slide

doel van de les

Het verschil tussen het sparen van geld en beleggen van geld uitleggen in eigen woorden, en herkennen in de praktijk

    Slide 3 - Slide

    Slide 4 - Video

    Slide 5 - Slide

    Slide 6 - Link

    Wat kan je doen met inkomen (y)?
    • uitgeven aan eten, kleding, uitgaan, meubels, fietsen >>> consumptie (C)
    • belasting betalen (B)
    • sparen (s)



    Y = C + S + B

    inkomen = consumptie + sparen + belasting


    Hoe zit het als je geld leent? Hoe schrijf je dat op?

    Slide 7 - Slide

    Sparen
    Je bouwt vermogen op door te sparen

    Vermogen kan zitten in:
    •  aandelen
    • obligaties
    • geld
    • spaargeld
    • eigenwoning
    • kunst, juwelen, vastgoed, etc.


    De opbouw van vermogen is sparen

    Slide 8 - Slide

    beleggen
    beleggen is het tijdelijk geld vastleggen in beleggingsobjecten
    1. spaardepot
    2. effecten (aandelen, obligaties: focus van dit hoofdstuk)
    3. kunst, goud, juwelen, oldtimers, vastgoed (om te verhuren, of je eigen woning)

    Slide 9 - Slide

    risico
    Geld op spaarrekening is redelijk veilig (bank kan failliet gaan, garantie tot € 100.000), de rente (risicovergoeding en inflatievergoeding) is laag. Je kunt het geld snel opnemen als je wil

    Rente =
    1. vergoeding inflatie
    2. vergoeding voor de niet-beschikbaarheid van geld
    3. vergoeding voor gelopen risico
    stijgt risico, dan stijgt het geeiste rendement

    Slide 10 - Slide

    vastgoed
    • woningen, bedrijfsgebouwen, ziekenhuizen, molens, etc.
    • Woningen: je kunt er in wonen (woning is vermogen maar ook gebruiksgoed)
    • Woningen: je kunt ze verhuren (je belegt geld voor een (huur)rendement). AirBNB

    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Video

    Slide 14 - Video

    Slide 15 - Video

    wielewaal (helaas pas verkocht voor   € 20 mln)
    480 driekamer woningen in Schiedam

    Slide 16 - Slide

    nationaal vermogen
    • vermogen: bezittingen min schulden
    • huishoudens en overheid
    • totaal vermogen: € 4 biljoen. (€ 4.000 mld), ofwel € 235.295 pp.
    • huishoudens bezitten ca. € 2.500  mld, 92% hiervan is niet in liquide middelen!
    • € 200 mld is financieel, ofwel € 11.765 pp

    Slide 17 - Slide

    aan de slag
    16.1

    16.2 (a en b)

    Slide 18 - Slide

    doel van de les (herhaling)

    verschil tussen sparen en beleggen verwoorden

    Y = C + S + B
    S = sparen (w.o. beleggen)

    Slide 19 - Slide

    slot

    wat heb je geleerd?

    huiswerk:
    neem H 15 door aan de hand van de aantekeningen in de les, bekijk de google drive!

    Morgen: examenopgave 
    over H 15





    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Link