This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 3 Ordening
3.3 Planten
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen 3.2 Dieren
Leerdoel vandaag
Nieuwe theorie: 3.3 Planten
Zelf aan de slag
Herhalen leerdoelen
Slide 2 - Slide
Wat was ordenen ook alweer?
Slide 3 - Slide
Ordenen in 4 groepen
- bacteriën
- schimmels
- planten
- dieren
Waar kijk je naar?
Slide 4 - Slide
Naar welk kenmerk kijk je?
De cellen!
Celkern
Celwand
bladgroenkorrels
Functie celkern
Regels alles in de cel
Functie celwand
Een stevig laagje om aan de buitenkant van de cel
Functie bladgroenkorrels
geven plant een groene kleur + voor fotosynthese
Slide 5 - Slide
Alle cellen op een rijtje
Slide 6 - Slide
Groepen dieren
Één van die groepen dieren zijn
"de gewervelden"
Slide 7 - Slide
Kenmerk:
De gewervelden hebben allemaal een......?
En de 5 groepen?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat hebben een parkiet, een hond, een zalm en een slang met elkaar gemeen?
A
Ze ademen allemaal met longen.
B
Ze hebben allemaal haren.
C
Ze hebben allemaal een wervelkolom.
D
Ze leven allemaal op het land.
Slide 10 - Quiz
Een hagedis is een reptiel.
Gebruikt hij kieuwen om adem te halen?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
In welke groep(en) halen de dieren adem met longen?
12
A
alleen zoogdieren
B
vogels en zoogdieren
C
reptielen, vogels en zoogdieren
D
amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren
Slide 12 - Quiz
Dolfijnen leven in zee. Ze halen adem met longen. Tot welke groep van de gewervelden behoort de dolfijn?
A
Tot de amfibieën
B
Tot de vissen
C
Tot de zoogdieren
Slide 13 - Quiz
Sleep de cel naar het goede rijk.
Dieren
Planten
Schimmels
Bacteriën
Slide 14 - Drag question
De huid van een salamander is bedekt met slijm. Een salamander haalt adem met longen en met de huid. Een salamander plant zich voort door eieren zonder schaal.
Tot welk groep gewervelde hoort een salamander?
A
Amfibieen
B
Reptielen
C
Visssen
Slide 15 - Quiz
Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen
Slide 16 - Quiz
leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten
Slide 17 - Slide
Inleiding
Er zijn bijna 300.000 soorten planten.
Zelfs in de woestijn groeien planten.
Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels.
Slide 18 - Slide
Planten
Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit.
Plantencellen hebben een celwand en bladgroenkorrels.
Slide 19 - Slide
Planten
planten kun je indelen in 2 kleinere groepen:
- sporenplanten (planten zonder bloemen)
- zaadplanten (planten met bloemen)
je moet de namen en kenmerken van deze groepen kennen!
Slide 20 - Slide
Zaadplanten
- alle zaadplanten hebben bloemen
- planten zich voort door middel van zaden
-de zaden ontstaan in de bloemen
- uit een zaad kan een nieuwe plant groeien
De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Sporenplanten
- mossen en varens
-hebben GEEN bloemen.
- planten zich voort door middel van sporen.
- een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
sporenplanten
- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes (steken op steeltjes boven de mosplant uit).
- bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
VRAGEN??
Slide 28 - Slide
Spore
Sporenhoopje
Sporendoosje
Sporenplant
Zaadplant
Cel waaruit een nieuwe plant kan ontstaan
Aan de onderkant van het blad waarin bij varens sporen ontstaan
Op een steeltje waarin bij mossen sporen ontstaan
Een groep planten met bloemen
Een groep planten zonder bloemen
Slide 29 - Drag question
Je ziet hier een ?
A
Zaadplant
B
Sporenplant
Slide 30 - Quiz
Een appelboom maakt vruchten met hierin zaden. Het is een zaadplant
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quiz
Sporenplanten hebben bloemen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quiz
Welk voortplantingsorgaan hoort bij welke groep planten?
Mossen
Varens
Zaadplanten
Sporendosjes
Sporenhoopjes
Bloemen
Slide 33 - Drag question
Een zaadplant heeft een kenmerk dat sporenplanten niet hebben:
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen
Slide 34 - Quiz
Hoe planten mossen zich voort?
A
Zaden
B
Sporen
C
Bloemen
D
Vruchten
Slide 35 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Dit is een varen en dit is een zaadplant
B
Dit is een varen en dit is een sporenplant
C
Dit is een gras en dit is een zaadplant
D
Dit is een gras en dit is een sporenplant
Slide 36 - Quiz
Sporenplant of zaadplant?
A
Zaadplant
B
Sporenplant
Slide 37 - Quiz
Welke is een sporenplant?
A
Roos
B
Varen
C
Tulp
D
Gras
Slide 38 - Quiz
Welke is een zaadplant?
A
Zonnebloem
B
Mos
C
Varen
D
Paardenstaart
Slide 39 - Quiz
Welke is een sporenplant?
A
Roos
B
Zonnebloem
C
Kersenboom
D
Mos
Slide 40 - Quiz
Waarin ontstaan de sporen van een sporenplant?
A
In de bloem
B
In sporendoosjes
C
In sporenhoedjes
D
In sporenhoopjes
Slide 41 - Quiz
Herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten