• Veel werktuigen zijn hefbomen. Met een hefboom kun je je spierkracht vergroten.
• Iedere hefboom heeft een draaipunt. De afstand van de kracht op een hefboom tot aan het draaipunt heet de arm.
• Bij een hefboom zijn twee krachten van belang: de werkkracht en de last. Door de werkkracht ver van het draaipunt aan te laten grijpen en de last dicht bij het draaipunt, zorg je ervoor dat je met een kleine werkkracht
een grote last in evenwicht kunt houden.
• Als de werkarm n keer zo groot is als de lastarm, dan is de last n keer zo groot als de werkkracht.
• Naast enkele hefbomen zoals een koevoet en een flessenopener bestaan er ook dubbele hefbomen zoals tangen en scharen.
• Er zijn ook hefbomen waarbij het draaipunt aan het uiteinde zit.
– Als de last tussen de werkkracht en draaipunt ligt, dan vergroot de hefboom de werkkracht; bijvoorbeeld bij een
kruiwagen.
– Als de werkkracht tussen de last en het draaipunt ligt, dan verkleint de hefboom de werkkracht; bijvoorbeeld bij een pincet.