This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
proefschrijftoets Frans
Slide 1 - Slide
De volgorde van een Franse zin:
onderwerp-werkwoorden-de rest
Slide 2 - Slide
Onderwerp:
Je- tu - il -elle -nous-vous-ils-elles
Les parents- la maison- le frère
le village - la ville - le train-ma maison
Slide 3 - Slide
werkwoorden:
avoir
être
werkwoorden op -er
aller
prendre
Slide 4 - Slide
de rest:
joli-nouveau
grand-petit
loin-près
etc.
Slide 5 - Slide
Let op:
de+le=du
de+les=des
à+le=au
à+les=aux
ce+est=c'est
Slide 6 - Slide
Gebruik hoofdletters en punten!!!
Begin van de zin: hoofdletter.
Einde van de zin: een punt.
Namen: Paul en Marie.
Slide 7 - Slide
Ma chambre - être- petite.
ow=?
ww=?
de rest=?
Slide 8 - Slide
Ma chambre - être- petite.
ow=ma chambre
ww=être
de rest=petite
Slide 9 - Slide
Ma chambre - être- petite.
Slide 10 - Open question
David- aller-à- la- gare.
ow=?
ww=?
de rest=?
Slide 11 - Slide
David- aller-à- la- gare.
ow=David
ww=aller
de rest=à la gare
Slide 12 - Slide
David- aller-à- la- gare.
Slide 13 - Open question
Ma-soeur-aller-à-le-musée.
ow=?
ww=?
de rest=?
Slide 14 - Slide
Ma-soeur-aller-à-le-musée.
ow=Ma soeur
ww=aller
de rest=à le musée
Slide 15 - Slide
Ma-soeur-aller-à-le-musée.
Slide 16 - Open question
Let op:
Je krijgt ook een aantal woorden die door elkaar zijn gehusseld. Zet ze in de goede volgorde en vervoeg de werkwoorden en maak de juiste samenstellingen.
Slide 17 - Slide
Onderwerp= ..? Werkwoord(en)= ...? De rest= ...? Restaurant-manger-Marie-à-aller--le.
Slide 18 - Open question
Let dus op de samenstellingen!
de=le=?
de+les=?
à+le=?
à+les=?
Slide 19 - Slide
de+le=
A
de le
B
de la
C
du
D
des
Slide 20 - Quiz
de+la=?
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
Slide 21 - Quiz
de+les=
A
de les
B
les
C
du
D
des
Slide 22 - Quiz
à+le=?
A
à le
B
au
C
à la
D
aux
Slide 23 - Quiz
à+les=?
A
à les
B
a les
C
aux
D
au
Slide 24 - Quiz
à la=?
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux
Slide 25 - Quiz
Je hebt nu geleerd om:
Een zin te maken in de goede volgorde.
Te letten op het vervoegen van werkwoorden.
Je weet dat je:
soms woorden moet verbinden, zoals: à+le=au.
Ce+est=c'est.
Slide 26 - Slide
Leestoets
Je krijgt ook een leestoets met vragen die je in het Nederlands moet beantwoorden.
Slide 27 - Slide
Hoeveel jongens en meisjes zitten er op het internaat?
(Zie de tekst op volgende dia)
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Hoeveel jongens en meisjes zitten er op het internaat?