Om de weerstand te bepalen moet: 1) de voltmeter in serie 2) de stroommeter parallel
A
1 juist
B
2 juist
C
beide fout
D
beide goed
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Om de weerstand te bepalen moet: 1) de voltmeter in serie 2) de stroommeter parallel
A
1 juist
B
2 juist
C
beide fout
D
beide goed
Slide 1 - Quiz
R tot =
A
100 Ω
B
50 Ω
C
52 Ω
D
25 Ω
Slide 2 - Quiz
Bij de wet van Ohm is de weerstand constant.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Bij een gloeilampje wordt de weerstand kleiner naarmate het lampje warmer wordt.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar ? Bij statische elektriciteit zijn het de elktronen die zich verplaatsen, terwijl de protonen op dezelfde plek blijven.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Een lampje met een weestandswaarde van 30𝛺 is in serie geschakeld. de ampèremeter geeft een stroomsterkte van 0,16A aan. Op welke spanning is dit lampje aangesloten?
A
5V
B
4,8V
C
0,48V
D
0,005V
Slide 6 - Quiz
Op een lampje staat: 3,5V/0,2A. Hoe groot is de weerstand van dit lampje?
A
0,7𝛺
B
1,75𝛺
C
2,7𝛺
D
17,5𝛺
Slide 7 - Quiz
De stroomsterkte door R 3 is:
A
2 A
B
3 A
C
4 A
D
5 A
Slide 8 - Quiz
R3 =
A
18 Ω
B
6Ω
C
0,5 Ω
D
5 Ω
Slide 9 - Quiz
R 3 bedraagt:
A
12 Ω
B
2 Ω
C
4 Ω
D
8 Ω
Slide 10 - Quiz
I tot is:
A
0,84 A
B
0,17 A
C
5,2 A
Slide 11 - Quiz
Er zijn 100 kerstlampjes van elke 20 Ω in serie aangesloten op het stopcontact. De totale weerstand is:
A
5 Ω
B
2000 Ω
C
20.000 Ω
D
0,2 Ω
Slide 12 - Quiz
Als je een lamp van 6V op een spanningsbron van 9V aansluit dan voorkom je doorbranden door:
A
een weerstand in serie met de lamp te zetten
B
een weerstand parallel met de lamp te zetten
C
een relais in serie met de lamp te zetten
D
een relais parallel met de lamp te zetten
Slide 13 - Quiz
In welk figuur is de stroomsterkte het grootst?
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
De stroomsterkte door de bovenste weerstand is:
A
0,6 A
B
1,7 A
C
2 A
D
0,7 A
Slide 15 - Quiz
Een stofzuiger met een weerstand van 100 Ω en en wafelijzer van 50 Ω worden op een stopcontact aangesloten. De totale weerstand is:
A
150 Ω
B
0,03 Ω
C
33 Ω
Slide 16 - Quiz
Zes identieke weerstandjes zijn in serie aangesloten op een totale spanning van 24 V. In de schakeling loopt een stroom van 160 mA. Bereken de waarde van één weerstand
A
0,15 Ω
B
150 Ω
C
25 Ω
D
15 Ω
Slide 17 - Quiz
Door een weerstand van 2kΩ loopt een stroom van 20 mA. Bereken de spanning over de weerstand.