H.3 Grammatica - Verwijzen

H.3 Grammatica
Verwijswoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H.3 Grammatica
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van de les kun je de juiste verwijswoorden gebruiken.

Slide 2 - Slide

Startopdracht

Wat is het verschil tussen zin 1 en zin 2?

1. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, dat hij erg leuk vindt.

2. Voor zijn verjaardag kreeg Jos dit nieuwe computerspel, wat hij erg leuk vindt. 

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden

Slide 4 - Slide

Hun of hen
Hen
- Wanneer het een lijdend voorwerp is (wie/wat + wg + o)
De hond heeft hen gebeten.
- Na een voorzetsel 
Ik verwacht een reactie van hen. / Ik geef het boek aan hen.

Hun
- Als het een meewerkend voorwerp is en geen voorzetsel ervoor heeft staan 
  Ik geef hun het boek. /  Hij schonk hun een kopje koffie in.
- Gebruik hun NOOIT als onderwerp ('Hun komen ook')

Slide 5 - Slide

Geef de juiste vorm aan.

De kinderen gingen hun vader in de gevangenis bezoeken, maar de man wilde hen/hun niet zien.
A
hen
B
hun

Slide 6 - Quiz

Uitleg
De kinderen gingen hun vader in de gevangenis bezoeken, maar de man wilde hen niet zien.

Hen = lijdend voorwerp
 -> verwijst naar de kinderen
 -> achterhalen wat de kinderen voor zinsdeel is
         - wilde zien=wg, de man=ond, hen=lv

Slide 7 - Slide

Geef de juiste vorm aan.

Toen de docenten de trainingen bezochten, boden de trainers hen/hun een lunch aan.
A
hen
B
hun

Slide 8 - Quiz

Uitleg
Toen de docenten de trainingen bezochten, boden de trainers hun een lunch aan.

Hun = meewerkend voorwerp en er staat geen voorzetsel voor.
 -> verwijst naar de docenten
 -> achterhalen wat de docenten voor zinsdeel is
         - boden aan=wg, de trainers=ond, een lunch=lv, hun=mw

Slide 9 - Slide

Dat of wat
Gebruik dat als je verwijst naar een het-woord
   vb. Het prachtige huis dat daar staat.

Gebruik wat als je verwijst naar:
 - een overtreffende trap (Dat is het mooiste wat ik ooit heb gezien)
 - een onbepaald voornaamwoord (Hij heeft iets wat ik ook graag wil hebben) 
 - een hele zin (De sporters hebben zich goed ingezet tijdens de training, wat de trainers positief vonden.)
- na dat of datgene (Dat is wat ik wilde vertellen)

Slide 10 - Slide

Kies het juiste antwoord: ... is het allermoeilijkste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat/ dat
B
wat / dat
C
wat / wat
D
dat / wat

Slide 11 - Quiz

Het kleine meisje, .... ik heb helpen oversteken, was heel vrolijk
A
wat
B
dat
C
die
D
deze

Slide 12 - Quiz

Het laatste...ik doe is de hond uitlaten.
Dat is alles ... ik wilde zeggen.
A
dat, dat
B
dat, wat
C
wat, dat
D
wat, wat

Slide 13 - Quiz

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Het-woorden zijn onzijdig.

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk.
Als je niet kunt zien dat het woord vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk. 

Aan sommige woorden kun je echter wel zien dat ze vrouwelijk zijn:

Slide 14 - Slide

Vrouwelijk

Vrouwelijke personen en dieren (de politieagente, de wolvin)

De-woorden op de volgende uitgangen:

-heid (vrijheid)                       -te (ruimte)                          -iek (fabriek)
-nis (geschiedenis)               -de (waarde)                       -theek (discotheek)
-ing (regering)                       -ie (familie)                          -teit (criminaliteit)
-st (kunst)                               -ij (rederij)                             -uur (cultuur)
-schap (vriendschap) 

Bij twijfel kun je natuurlijk ook een woordenboek raadplegen, of kijk op
woordenlijst.org. 



Slide 15 - Slide

Aan de slag!

H.3 Grammatica 
Verwijzen

Maak online
Opdracht 1, 2, 3

Slide 16 - Slide