This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.
Items in this lesson
H1 : THEMA ORDENING
Slide 1 - Slide
Ordening
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
LEVENSKENMERKEN
Slide 4 - Slide
Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan
Slide 5 - Drag question
Wat is een organisme?
A
Een deel van een lichaam.
B
Iets dat leeft.
C
Een aantal organen die samenwerken
Slide 6 - Quiz
Determineren
Slide 7 - Slide
Determineren Haai
Slide 8 - Slide
Organismen worden ingedeeld in de rijken:
A
Planten - Dieren
B
Bacteriën - Schimmels
C
Dieren - Planten - Bacteriën - Schimmels -Mensen
D
Bacteriën - Schimmels - Planten - Dieren
Slide 9 - Quiz
Sleep de taken naar de juiste plek
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en verankering in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.
Slide 10 - Drag question
Bloemen zijn organen van planten die nodig zijn voor...
A
De ademhaling van planten
B
De voortplanting van planten
C
De groei van planten
D
Het mooi zijn!
Slide 11 - Quiz
Zonder planten kunnen we niet leven
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
onderdelen plant
bloem
stengel
bladeren
wortels
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Houtachtige planten
Er zijn veel planten die de celwand extra verstevigen met houtstof.
Planten met dit type stengel noemen we houtachtige planten.
Meestal bruin.
Slide 17 - Slide
Houtachtige planten
Bomen en struiken
Bevatten veel hout, ze zijn hierdoor extra stevig
Kruidachtige planten
Lage planten
Bevatten geen hout, ze zijn hierdoor minder stevig
Slide 18 - Slide
Op basis van wat gaan we bij Biologie alle organismen ordenen?
A
Hoe groot dieren zijn
B
Op kleur
C
Bepaalde kenmerken
D
leeftijd
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je een groep organismen van dezelfde soort die vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen?
A
Ras
B
Populatie
C
Rijk
Slide 20 - Quiz
Noem een kenmerk van een zeester welke wij als mensen NIET hebben
Slide 21 - Open question
Noem de 4 rijken
Slide 22 - Open question
Bij welk rijk horen deze organismen?
Slide 23 - Open question
Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen
A
celkern-celwand-bladgroenkorrels
B
eencellig-meercellig-geen cellen
C
beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
D
warm-koud-lauw
Slide 24 - Quiz
Welk RIJK heeft deze eigenschappen: geen bladgroen-geen celkern-wel een celwand
Slide 25 - Open question
Bij welk RIJK hebben de cellen géén CELWAND?
Slide 26 - Open question
Bij welk RIJK hoort dit organisme?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren
Slide 27 - Quiz
Bij welk RIJK hoort dit organisme?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Geleedpotigen
D
Dieren
Slide 28 - Quiz
Om bier te maken worden nuttige schimmels gebruikt
A
dat is waar
B
dat is niet waar
Slide 29 - Quiz
De 4 RIJKEN zijn de hoofdgroepen. Waarin worden de 4 rijken verdeeld?
Slide 30 - Open question
Horen de SPONZEN bij het plantenrijk of bij het dierenrijk?
A
Plantenrijk
B
Dierenrijk
Slide 31 - Quiz
Het plantenrijk verdeel je in 3 STAMMEN. Welke zijn dit?
A
naaktzadigen en bedektzadigen en planten zonder zaden
B
waterplanten en landplanten en oeverplanten
C
wieren, sporenplanten, zaadplanten
D
bomen, struiken, grassen
Slide 32 - Quiz
Waar hoort deze plant bij binnen de ordening?
A
Naaktzadigen
B
Bedektzadigen
C
bomen
D
landplanten
Slide 33 - Quiz
Bij welke STAM van het plantenrijk hoort deze plant?
A
wieren (algen)
B
sporenplanten
C
zaadplanten
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Video
Je zag een organisme uit het rijk van de DIEREN. In welke klasse hoort dit dier thuis?
A
Holtedieren
B
Wormen
C
Weekdieren
D
Geleedpotigen
Slide 36 - Quiz
Wat is dit?
Slide 37 - Open question
Bij welke STAM van de dieren hoort dit dier?
A
Sponzen
B
Eencelligen
C
Stekelhuidigen
D
Holtedieren
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Video
Slide 40 - Video
Tot welke STAM behoren de SLANGEN?
A
Wormen
B
weekdieren
C
Gewervelden
D
Geleedpotigen
Slide 41 - Quiz
De slang is een gewerveld dier. Tot welke KLASSE hoort deze?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vissen
D
Zoogdieren
Slide 42 - Quiz
Is de groep van de SPINNEN een rijk, een klasse of een stam?
A
Rijk
B
Klasse
C
Stam
Slide 43 - Quiz
Bij welke STAM van het dierenrijk hoort dit beest?
A
Geleedpotigen
B
weekdieren
C
stekelhuidigen
D
Sponzen
Slide 44 - Quiz
Slide 45 - Video
Een dolfijn is levendbarend... Bij welke KLASSE hoort dit gewerveld dier?
A
Zoogdieren
B
Vissen
C
Amfibieën
D
Reptielen
Slide 46 - Quiz
Slide 47 - Video
Een hond geeft zijn jongen melk, net zoals bij mensen, koeien, katten, apen, varkens, muizen, tijgers, olifanten, geiten enzovoorts. Welke KLASSE behoren deze dieren?