Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Germanen, Vikingen en Monniken
Wie zijn dit?
Slide 1 - Slide
Middeleeuwen
500-1500 n.c.
Slide 2 - Slide
Middeleeuwen
Wat zijn de middeleeuwen?
Tijd tussen de Romeinse tijd en de renaissance
Hoe begonnen de middeleeuwen?
Na de val van het Romeinse Rijk
Slide 3 - Slide
Middeleeuwen
Waar komt de naam van de middeleeuwen vandaan?
Slide 4 - Slide
Einde van het Romeinse Rijk
De Germanen vluchtten het Romeinse Rijk in, en veroverde stukken land
Het Romeinse Rijk was door de jaren al steeds zwakker geworden
Slide 5 - Slide
Gevolgen?
Veel mensen vertrokken uit de steden
Germaanse leiders stichtten koninkrijken
De Romeinse wegen gingen achteruit
Slide 6 - Slide
Middeleeuwen
500-1500 n.c.
Slide 7 - Slide
Herhaling
Romeinse Rijk valt uit elkaar
Gevolgen?
Geen structuur
Slide 8 - Slide
Structuur
Bestuur
Leger
Handel
Steden
Landbouw
Slide 9 - Slide
Middeleeuwse boeren
Vrije boer; eigen stukje grond om op te wonen, en op te werken.
Horige boer; je werkte op het land van een heer.
Slide 10 - Slide
Waarom zou je bij een heer aansluiten?
Veiligheid
Goeie grond
Slide 11 - Slide
Hofstelsel
De heer zorgt dat horige boeren een goed stukje land krijgen, en worden beschermd.
De horige boeren geven de heer een stuk van hun oogst, en doen klusjes voor de heer.
Heer Horige boer
Slide 12 - Slide
Hofstelsel (2)
In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)
De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Vroonland
Hoevenland
Slide 15 - Slide
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Slide 16 - Slide
Het drieslagstelsel
Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder werd.
Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken,
waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).
Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger.
Slide 17 - Slide
Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Slide 18 - Slide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)
Slide 19 - Slide
Het Frankische Rijk
751-870
Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Video
Histoclips: Karel de Grote
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Het leenstelsel
Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen.
Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme
Slide 24 - Slide
De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
Hij moest trouw zweren aan de koning;
Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen;
Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.
Slide 25 - Slide
Het Frankische Rijk valt uiteen
Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!
Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...
Slide 26 - Slide
De hulp van God
Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar.
Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.
Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...
Slide 27 - Slide
Paleizen...
Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes.
De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.
De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en woonden in enorme paleizen, vol luxe.
Slide 28 - Slide
...en kloosters
Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.
Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.
Slide 29 - Slide
Leven in een klooster
Zou jij kunnen leven in een klooster?
2.30: opstaan
2.30 - 3.00: studie en meditatie
3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
5:00 - 6:00: studie en meditatie
6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
7:30 - 8:00: werken
8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
9.30 - 12.00: werken
12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
13.30 - 14.00: avondeten
14:00 - 16:15: werken
16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
17:30 - 18:00: studie en meditatie
18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
19:00: slapen
In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.
Slide 32 - Slide
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 33 - Quiz
Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.
Slide 34 - Quiz
Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.
Slide 35 - Quiz
➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken.
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.
Slide 36 - Drag question
Van wanneer tot wanneer duurde de middeleeuwen?
A
500-1300
B
800-1700
C
500-1500
D
500-1700
Slide 37 - Quiz
Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout
Slide 38 - Quiz
Karel de Grote leefde in de tijd van Grieken en Romeinen.
A
Goed
B
Fout
Slide 39 - Quiz
Veel monniken konden lezen en schrijven. Zij schreven oude boeken over.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 40 - Quiz
Dankzij het drieslagstelsel werd de landbouwgrond vruchtbaarder.