What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsvolgorde en want en omdat
Zinsvolgorde
Zet de woordjes op de goede plaats in de zin.
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsvolgorde
Zet de woordjes op de goede plaats in de zin.
Slide 1 - Slide
naar het werk.
op de fiets
gaat
Hij
Slide 2 - Drag question
snel
ren
Ik
naar huis.
Slide 3 - Drag question
kijkt
De juf
alle leerlingen
naar
Slide 4 - Drag question
De hond
de tafel
onder
zit
Slide 5 - Drag question
van de man
de schoen
pakt
De kat
Slide 6 - Drag question
vandaag
plukt
De jongen
de groente
Slide 7 - Drag question
vinden
De meisjes
in de kast
de sleutels
Slide 8 - Drag question
De oude meneer
naar de tv
elke dag
kijkt
Slide 9 - Drag question
helemaal
zijn
De boeken
kapot
Slide 10 - Drag question
Klas P1a
goed
heeft
gewerkt
Slide 11 - Drag question
Slide 12 - Video
Een zin maken met
omdat
Als een zin begint met
omdat
of
als
staat wie of wat op de 1e plaats, dan de rest en het werkwoord achteraan:
Ik blijf thuis,
omdat
ik
hoofdpijn
heb
.
Ik geef een feestje,
omdat
ik
jarig
ben
.
Slide 13 - Slide
Ik ben blij, omdat /nu /schijnt/de zon/
Slide 14 - Open question
Iedereen is vrolijker, omdat / is / het / mooi weer /
Slide 15 - Open question
's Morgens kan ik niet eten,
want ik denk aan jou...
's Middags kan ik niet eten,
want ik denk aan jou...
's Avonds kan ik niet eten,
want ik denk aan jou...
's Nachts kan ik niet slapen,
want ik heb honger !!!
Slide 16 - Slide
We hebben tot nu toe Omdat en Als gebruikt om van 2 korte zinnen 1 lange zin te maken.
Als je Omdat of Als gebruikt, verandert de volgorden in de zin
omdat -> reden
als-> tijdstip
Het woord Want geeft ook de reden aan, maar de volgorde in de zin verandert niet.
Slide 17 - Slide
want
Je kunt ook het woord
want
gebruiken om van 2 zinnen 1 lange zin te maken.
Een zin die met
w
ant
begint, is een hoofdzin.
In een hoofdzin staat
wie/wat
op de 1e plaats, dan het
1e werkwoord
, dan
de rest
en daarna het
2e werkwoord
.
Slide 18 - Slide
WANT -> eerst wie/wat, dan 1e werkwoord, dan rest
Hij kan vandaag niet naar school komen.
Hij heeft straks een Corona-test.
Hij kan vandaag niet naar school komen,
want
hij
heef
t
straks een Corona-test.
Slide 19 - Slide
na WANT -> eerst wie/wat, dan 1e werkwoord, dan rest
Zij is verdrietig. Zij mist haar vriendje.
Zij is verdrietig,
want
zij
mist
haar vriendje
.
Slide 20 - Slide
na WANT-> eerst wie/wat, dan 1e werkwoord, dan rest, dan 2e werkwoord
Ik heb goed mijn best gedaan.
Ik wilde graag een goed cijfer halen.
Ik heb goed mijn best gedaan,
want
ik
wilde
graag een goed cijfer
halen
.
Slide 21 - Slide
Goed of fout:
Ik ga eten koken, want ik honger heb.
A
Goed
B
Fout
Slide 22 - Quiz
antwoord:
Ik ga eten
, want
ik
heb
honger
.
Slide 23 - Slide
Goed of fout:
Ik ben een beetje moe,
want ik heb 15 km gefietst.
A
Goed
B
Fout
Slide 24 - Quiz
antwoord:
Ik ben een beetje moe,
want
ik
heb
15 km
gefietst
.
Slide 25 - Slide
Maak een zin met,
maar
,
want
of
omdat
Slide 26 - Slide
Ik hoef niet te lopen, want
A
ik met de bus ben.
B
met de bus ik ben.
C
ik ben met de bus.
D
ik met de bus ben.
Slide 27 - Quiz
Ik ben nu buiten, maar
A
ik naar binnen wil heel graag.
B
ik wil heel graag naar binnen.
C
ik heel graag naar binnen wil.
D
heel graag ik naar binnen wil.
Slide 28 - Quiz
Ik ben met de auto, want
A
mijn fiets is kapot.
B
mijn kapot is fiets.
C
mijn fiets kapot is.
D
mijn is kapot fiets.
Slide 29 - Quiz
Ik ga naar de Jumbo of
A
ik ga toch naar de Aldi.
B
ik toch ga naar de Aldi.
C
toch ik ga naar de Aldi.
D
naar de Aldi.
Slide 30 - Quiz
Ik wil graag verhuizen, want
A
ik een huis met een tuin wil.
B
ik met een tuin wil een huis.
C
een huis met een tuin ik wil.
D
ik wil een huis met een tuin.
Slide 31 - Quiz
Ik koop nieuwe schoenen, omdat
A
mijn hond kapot gebeten heeft ze.
B
kapot gebeten mijn hond heeft ze.
C
mijn hond ze kapot heeft gebeten.
D
mijn hond ze heeft gebeten kapot.
Slide 32 - Quiz
Ik heb mijn tas ingepakt, want
A
ga ik slapen bij mijn tante.
B
ik ga bij mijn tante slapen.
C
bij mijn tante ga ik slapen.
D
bij mijn tante slapen ik ga.
Slide 33 - Quiz
Maak 1 zin en gebruik: want
Het is een lichte huiskamer. De
ramen zijn groot.
Slide 34 - Open question
Maak 1 zin en gebruik omdat:
Ik loop 's avonds niet graag
alleen buiten. Ik ben bang in het
donker.
Slide 35 - Open question
Maak 1 zin en gebruik maar..
Mijn kinderen gaan graag
naar de kinderboerderij. Zij gaan ook graag naar
de bioscoop.
Slide 36 - Open question
A
Slide 37 - Quiz
Jantje bestelt een pizza bij de pizzeria.
''Wil je hem in 4 of in 12 stukken?",
vraagt de pizzabakker.
"In 4 stukken graag", antwoordt Jantje,
"want ik kan er echt geen 12 opeten!"
Slide 38 - Slide
Een zin met en, maar, dus, of werkt op dezelfde manier als een zin met want:
Je kunt de woorden
want, en, maar, dus
en
of
gebruiken om van 2 zinnen 1 zin te maken.
Na één van deze woorden komt een hoofdzin.
In een hoofdzin staat
wie/wat
op de 1e plaats, dan het
1e werkwoord
, dan
de rest
en daarna het
2e werkwoord
:
Slide 39 - Slide
Na en, maar, want, dus en of verandert er eigenlijk niets.
Je wilt goed Nederlands leren. Je moet veel oefenen.
Je
wilt
goed Nederlands
leren
,
dus
je
moet
veel
oefenen
.
Ik loop naar de winkel. Ik ga met de fiets.
Ik
loop
naar de winkel
,
of
ik
ga
met de fiets
.
Slide 40 - Slide
Na en, maar, want, dus en of verandert er eigenlijk niets.
Mijn man is 50. Ik ben 48 jaar oud.
Mijn man is 50
en
ik
ben
48 jaar oud
.
Ik wil naar binnen. De deur is op slot.
Ik
wil naar binnen,
maar
de deur
is
op slot
.
Slide 41 - Slide
<iframe style="max-width:100%" src="https://wordwall.net/nl/embed/1ffa18e112054a1b9523ef4de515aece?themeId=53&templateId=8&fontStackId=0" width="500" height="380" frameborder="0" allowfullscreen></iframe>
Slide 42 - Slide
<iframe style="max-width:100%" src="https://wordwall.net/nl/embed/68878af8eba1482c91822a669df40fe9?themeId=46&templateId=73&fontStackId=0" width="500" height="380" frameborder="0" allowfullscreen></iframe>
Slide 43 - Slide
Zelfstandig werken
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
More lessons like this
2.1 Botten
November 2024
- Lesson with
13 slides
Biologie
Voortgezet speciaal onderwijs
Speciaal Onderwijs
Leerroute 1
Weefsels, stofafscheidend epitheel
September 2022
- Lesson with
14 slides
Biologie
MBO
Studiejaar 1
3,4 gevoelens
March 2024
- Lesson with
26 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Breingeheimen 17-01
September 2023
- Lesson with
10 slides
T&I Toolbox Music
February 2022
- Lesson with
16 slides
CLIL: Music
HBO
Studiejaar 2
hoofdstuk 1 HACCP
March 2023
- Lesson with
24 slides
VTH en LOB
MBO
Studiejaar 1
Europa
April 2024
- Lesson with
22 slides
Aardrijkskunde
Basisschool
Groep 4,5
Een frisse kijk op pedagogiek bijeenkomst 3
November 2019
- Lesson with
22 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4