examen stof

Bereken de inhoud van de balk in cm3.
1 / 30
next
Slide 1: Open question
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bereken de inhoud van de balk in cm3.

Slide 1 - Open question

This item has no instructions

Welk aanzicht is dit?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

vul de tabellen in bij deze formules

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wat is de oppervlakte van deze balk?

Slide 4 - Open question

102
Maak de formule bij de tabel

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Maak een formule bij de grafiek

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Welke schaal hoort bij de schaallijn hiernaast?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Bereken de oppervlakte.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Sam verdient volgens de volgende formule:
inkomsten in euro = 3,50 + 4,25 x tijd in uren

Hij verdient 41,75 euro. Hoeveel uur heeft hij gewerkt?
Los op met inklemmen.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

oppervlakte cirkel = π x straal x straal
Bereken de oppervlakte van de cirkel
hiernaast.
Rond af op 2 decimalen.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Bereken hoek B van
parallellogram ABCD

                 Vul alleen het getal in!

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is de oppervlakte van deze driehoek?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Jolanda leest in een folder dat een rokje van €35,- nu maar €25 euro kost.

Bereken hoeveel procent korting dat is. Rond af op hele procenten
A
29%
B
71%
C
10%
D
25%

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoek A1 is 132 graden. Hoeveel is hoek B2?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions


Wie heeft de grootste kijkhoek?
A
David
B
Maas

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Bereken hoek R

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Het patroon wordt naar rechts uitgebreid. Wat is het eerste figuurtje dat getekend wordt?
A
B
C

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

1 euro is 1,07 dollar.
Je kan online schoenen kopen voor 750 dollar. Als je in euro's wilt betalen, kost het 690 euro. Is het voordeliger als Youssra in euro's betaald of in dollar?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Met de motor is de afstand maar 60 km.
Volgens google doet Rob er 50 minuten over.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/uur?
8

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Jill gaat pannenkoeken maken. Ze heeft in totaal 1,5 liter aan pannenkoekenmix. Per pannenkoek heeft ze 75 ml mix nodig.
Hoeveel pannenkoeken kan Jill bakken?
A
30
B
20
C
15
D
40

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


WAT IS HET GEMIDDELDE?
A
150
B
105,8
C
125
D
116

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Sven won de 5000 m in een tijd van 6 minuten en 7 secondes. Bereken zijn gemiddelde snelheid in hele km/h. Vul alleen een geheel getal in (dus niet de eenheid erachter)

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


Gebruik het procenten tabel!

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Hoe groot is hoek S2?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Snelheid omrekenen
km/uur --> m/s
A
x 3,6
B
x 3600
C
: 3,6
D
: 3600

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Sarah fiets elke dag ongeveer een halfuur. Bereken hoeveel kilometer Sarah per week ongeveer fietst.
A
53 km
B
52 km
C
55 km
D
50 km

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Geef de lengte eenheden van groot naar klein. (km - ... - ... - ... - ... - ... - ...)

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Hoeveel symmetrieassen heeft een gelijkzijdige driehoek?
A
1
B
geen
C
2
D
3

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Laura berekent haar uurloon met de volgende woordformule:
(2 x maandloon+50)/461
hierin zijn uurloon en maandloon in euro's.
Bereken het uurloon van Laura als ze 989 euro per maand verdient.
A
4,30 euro
B
4,40 euro
C
4,50 euro
D
5,20 euro

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf 67 miljoen in cijfers.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions