This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Starter for "Ten" (1)
Wat heb je nodig:
Rekenmachine, schrift, pen
Wat ga je doen:
Bereken hoeveel energie er nodig is om het beton van een huis te verwarmen. De buiten temperatuur is 5 graden en we willen het verwarmen tot 20 graden. Het huis weegt 400 ton. De soortelijke warmte van beton is 0,99 kJ/(kg.oC)
Slide 2 - Slide
Starter for "Ten" (2)
Reken om:
3 kCal = .............J = ..........kJ
515 mg = ............g
4 ton = ..............g = ..........Mg
Slide 3 - Slide
Herhaling kennenlijst les 1 Kennenlijst.
Denken delen en uitwisselen. Noteer (in stilte) bij ieder puntje wat jij nog weet.
Rekenen met de soortelijke warmte.
Wat is "delta" T ( T)
Berekenen van de energie met het vermogen.
Omrekenen van calorie naar Joule
Deel je antwoorden met je buurvrouw / buurman (rustig)
Doormiddel van aanwijzen worden de antwoorden uitgewisseld met de klas.
Δ
Slide 4 - Slide
Kennenlijst.
Wat zijn energiebronnen.
Wat zijn fossiele energiebronnen.
Wat is biomassa.
Wat is aardwarmte.
Wat is kernenergie.
Wat is zonneenergie en windenergie.
Wat zijn de voor en de nadelen van de energiesoorten.
Wat is het versterkte broeikaseffect.
Slide 5 - Slide
Kunnenlijst
Slide 6 - Slide
Energiebron
Een energiebron is iets wat energie geeft.
Denk aan de zon die de aarde opafstand verwarmd. De stralingsenergie wordt op de aarde omgezet in o.a. warmte.
Een stopcontact geeft elektrische energie.
Een brandstof heeft chemische energie die er uit komt als de brandstof wordt verbrand (een chemische reactie).
Slide 7 - Slide
Opdracht
De klas is verdeeld in kleine groepjes.
Totaal moeten er groepjes gevormd worden.
Ieder groepje krijgt een envelop met daarin de opdracht.
Slide 8 - Slide
Fossiele brandstof
Een fossiele brandstof (chemische energie) is een brandstof die miljoenen jaren geleden is ontstaan uit organisch materiaal.
Voorbeelden zijn aardolie, aardgas, steenkool en bruinkool.
Slide 9 - Slide
Fossiele brandstof
Voordeel:
Goedkoop, makkelijk te verkrijgen en vervoeren,
overal te gebruiken, flexibel in gebruik,
ter plekke en naar vraag aan te bieden
Nadeel:
het kan op,
milieu belastend, versterkt broeikaseffect
Slide 10 - Slide
Biomassa
De biomassa (chemische energie) is energie die net als de fossiele brandstof een brandstof is. Er komt dus ook CO2 in de lucht.
De brandstof wordt alleen verkregen van organisch materiaal die nu leeft, dus wordt er bij het verkrijgen van de brandstof ook CO2 opgenomen. Dit noemen we CO2-neutraal.
Van biomassa kun je gas en olie producten maken en die kun je net zo inzetten als de fossiele brandstoffen.
Slide 11 - Slide
Biomassa
Voordelen:
De biomassa is overal te gebruiken en in te zetten naar de vraag.
De biomassa zorgt niet voor extra CO2 omdat de vrijgekomen CO2 weer wordt opgenomen door de nieuwe biomassa (kleine CO2 kringloop)
goedkoop (wel duurder dan fossiele brandstoffen)
Nadeel:
Je hebt veel landbouw grond nodig om aan de totale energie behoefte te voldoen
Slide 12 - Slide
Zonne-energie
Zonlicht is een vorm van straling dus krijg je stralingsenergie.
D.m.v. een collector kun je de warmte van de zon gebruiken voor verwarming (water verwarmen).
D.m.v. zonnecellen kan de stralingsenergie omgezet worden in elektrische energie.
Slide 13 - Slide
Zonne-energie
Voordeel:
Zonlicht is oneindig (zolang er mensen leven zal de zon schijnen)
Zonlicht zelf is goedkoop en geeft geen milieu schade
Nadeel:
Milieu belasting van de industrie om zonnepanelen te maken.
De elektrische energie moet opgeslagen kunnen worden (grondstoffen en industrie voor accu's).
De zon schijnt niet altijd
Slide 14 - Slide
Aardwarmte
Hoe dieper in de aarde hoe warmer het wordt. Als we koud water naar die diepte pompen kunnen we op een andere plek (wel dezelfde aardlaag) heet water oppompen. Deze warmte kunnen we gebruiken voor de verwarming.
Slide 15 - Slide
Aardwarmte
Voordeel:
De aarde blijft warm (denken we voorlopig)
Geen milieubelasting
Nadeel:
Alleen nog te gebruiken voor verwarming.
Plaatselijk te gebruiken.
Slide 16 - Slide
Windenergie en waterkracht
De bewegingsenergie van de wind en/of stromend water kunnen we door middel van een generator (dynamo = spoel en bewegende magneet) omzetten naar elektrische energie. Deze energie kunnen we dan weer gebruiken.
Slide 17 - Slide
Windenergie en waterkracht
Voordelen:
Wind en stromend water (eb/vloed of stromen van rivieren) gaat niet op.
Geen milieu belasting van de wind of het water
Nadelen:
Er is niet altijd wind en de windmolens vallen wel op
De elektrische energie moet opgeslagen worden
grondstoffen nodig voor de magneten, spoelen, accu's
Slide 18 - Slide
Kernenergie
De kernreacties van bepaalde elementen leveren veel warmte op. Deze warmte kan ingezet worden om water te koken en met de stoom kunnen turbines draaien. In een generator kan dan weer elektrische energie gemaakt worden.
Slide 19 - Slide
Kernenergie
Voordeel:
Veel energie in relatief kleine "fabrieken"
Altijd te leveren naar de vraag van de consument.
Geen uitstoot van CO2
Nadeel:
Afval blijft nog lang radioactief (meer dan 100 eeuw).
Elektrische energie moet opgeslagen worden.
Het kan op.
Slide 20 - Slide
Versterkt broeikaseffect.
De zon schijnt en geeft stralingsenergie af.
De stralingsenergie botst op de aarde en hierdoor warmt de aarde op.
De warmte van de aarde verwarmt de luchtlaag om de aarde, die een klein deel van deze warmte vasthoudt.
Door extra CO2 in de lucht wordt er meer warmte vastgehouden. De warmte rond de aarde neemt toe
Slide 21 - Slide
Versterkt broeikaseffect
Gevolgen:
Als het warmer wordt op de aarde zal het water van de zeeen en de oceanen uitzetten. De ijskappen (en permafrost van de bergen) zal smelten dus nog meer water in de zee => meer overstromingen.
Er komt ook meer waterdamp in de lucht dus meer massa in de luchtlaag => zwaardere stormen.
Toenemende extremen in het weer.
Slide 22 - Slide
Vragen
Neem je telefoon of je laptop er bij en meld je aan op Lesson-up (student of leerling).
Noteer je eigen naam of namen in.
Vul de code in.
Leg ook je rekenmachine klaar!
Voor iedere vraag heb je 10 seconde, dus zit klaar.
Slide 23 - Slide
Welke brandstof is geen fossiele brandstof?
A
aardolie
B
bruinkool
C
houtskool
D
steenkool
Slide 24 - Quiz
Welke brandstof is geen biomassa?
A
snoeihout
B
frituurvet
C
biodiesel
D
diesel
Slide 25 - Quiz
Welk nadeel is gelijk voor windenergie, zonne-energie, kernenergie en waterkracht
A
je hebt radioactief afval
B
je hebt een versterkt broeikaseffect
C
je hebt grondstoffen nodig om accu's te fabriceren
D
je hebt afvalwarmte
Slide 26 - Quiz
Noem een broeikasgas.
A
waterdamp
B
zuurstof
C
koolstofdioxide
D
stikstof
Slide 27 - Quiz
Wat voor soort energie zit er in een brandstof
A
chemische energie
B
bewegingsenergie
C
stralingsenergie
D
elektrische energie
Slide 28 - Quiz
Wat voor soort energie zit er in wind en stromend water
A
chemische energie
B
bewegingsenergie
C
stralingsenergie
D
elektrische energie
Slide 29 - Quiz
Klassenopdracht (of huiswerk als het niet af is)
Wat moet je doen:
Leren paragraaf 4.2
Invullen kennenlijst deel 2
Maken opdrachten 11 t/m 17uit het boek (blz 147/148)
Wat kun je doen:
Samenvatting of mindmap maken van paragraaf 4.2
2 vragen verzinnen voor de docent
kunnenlijst bestuderen en/of filmpjes bekijken
Slide 30 - Slide
Starter for Ten (antwoorden)
Q = m . c . T; Q = 400 000 kg x 0,99 x 15 = 5 940 000 kJ
3000 x 4,2 = 12 600 J = 12,6 kJ; 515 mg (de kleine m = milli = : 1000) : 1000 = 0,515 g; 4 ton = 4 000 kg = 4 000 000 g = 4 Mg (hoofdletter M = mega)