H1.3_Je inkomsten en je uitgaven

H1: Hoe welvarend ben jij?

timer
2:00
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1: Hoe welvarend ben jij?

timer
2:00

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
Plusopdrachten: 5, 6 en 8 (blz 30)
Rekenopdrachten: 5 t/m 9 (blz 32)

Slide 2 - Slide

H 1.3: Je inkomsten en je uitgaven


Programma:
  • Huiswerk bespreken
  • Doorlezen paragraaf 1.3
  • Lesdoelen par. 1.3
  • Uitleg en instructie
  • Huiswerk volgende les
  • Volgende les: Herhaling/reflectie en bespreken huiswerk

Slide 3 - Slide

Lesdoelen

Na deze les weet je ....
  • het verschil tussen en begroting maken en budgetteren.
  • hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.
  • welke soorten inkomsten en uitgaven er zijn.
  • hoe je een bedrag kunt omrekenen van week naar maand en andersom.

Slide 4 - Slide

Begroting

Slide 5 - Mind map

Uitleg en instructie...

Slide 6 - Slide

Budgetteren
Je uitgaven afstemmen op je inkomsten.
  • Hoe? 
Door het gebruik maken van een begroting.
  • Wat is dat?
Overzicht van je te verwachten inkomsten en uitgaven voor een bepaalde periode.



Slide 7 - Slide

NIBUD
Nationaal Instituut voor BUDgetvoorlichting

Slide 8 - Slide

Een begroting 
Begroting
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Kijk eens rond op de pagina voor jongeren van het NIBUD.

Slide 11 - Slide

Verschillende soorten inkomen
  • Inkomen uit arbeid voorbeeld loon of salaris
  • Inkomen uit bezit voorbeeld rente en  huur
  • Overdrachtsinkomen voorbeeld uitkering, zakgeld, kinderbijslag
  • Inkomen uit arbeid en bezit lever je een tegenprestatie voor. 

Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie.

Slide 12 - Slide

Verschillende soorten uitgaven

Het Nibud adviseert je uitgaven in drie groepen te verdelen:
- dagelijkse uitgaven;
- vaste lasten;
- incidentele uitgaven.

Slide 13 - Slide

huishoudelijke uitgaven: uitgaven voor de dingen in je huishouden die je (vrijwel) dagelijks gebruikt
Soorten uitgaven
Waar geef je je geld aan uit?
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 14 - Slide

Sleep de afbeeldingen naar het bijbehorende begrip.
dagelijkse uitgaven
vaste lasten
incidentele uitgaven

Slide 15 - Drag question

Omrekenen: week naar maand
  • 1 jaar heeft hoeveel weken?
  • 52
  • 1 jaar heeft hoeveel maanden?
  • 12

  • 1 maand heeft 28, 29, 30 of 31 dagen
  • 1 maand heeft dus ZELDEN 4 weken...

Slide 16 - Slide

Omrekenen

Slide 17 - Slide

Voorbeeld
  • Je krijgt € 5,25 zakgeld per week.
  • Hoeveel is dat per jaar? 
  • Dat is per jaar: 5,25 x 52= € 273
  • Hoeveel is dat per maand?
  • Dat is per maand: 273 ÷ 12 = € 22,75
  • Of
  • 5,25 x 52 ÷ 12 = € 22,75 per maand 

Slide 18 - Slide

Zijn er vragen

Slide 19 - Slide

Maken opdrachten 
Je hebt 15 minuten de tijd voor het maken van 
opgave 1 t/m 7 van paragraaf 1.1 

Klaar? 
Maak van de plusopdrachten  1+2+3

timer
15:00

Slide 20 - Slide

Bespreken opgave 1 t/m 7

Slide 21 - Slide

Huiswerk volgende les
Maken opdrachten par 1.3
4 t/m 10  (blz 19, 20 en 21)

Slide 22 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdrachten 4 t/m 10 (blz 19, 20 en 21)

Slide 23 - Slide

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • het verschil tussen en begroting maken en budgetteren.
  • hoe je een begroting van je inkomsten en uitgaven maakt.
  • welke soorten inkomsten en uitgaven er zijn.
  • hoe je een bedrag kunt omrekenen van week naar maand en andersom.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 26 - Quiz

Hoeveel weken heeft 1 jaar?
A
50
B
51
C
52
D
53

Slide 27 - Quiz

Hoeveel maanden heeft één jaar?
A
10
B
11
C
12
D
Ligt aan het jaar.

Slide 28 - Quiz

Hoe noemen we het bij de begroting als je te weinig geld hebt? Dus meer uitgaven dan inkomsten.
A
Tekort
B
Winst
C
Verlies
D
Overschot

Slide 29 - Quiz

Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud

Slide 30 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 31 - Quiz

Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven

Slide 32 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de contributie van een zwemclub?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 33 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de reparatie van een computer?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 34 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de aankoop van een cd-speler?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 35 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de aankoop van een allesreiniger?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 36 - Quiz

Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ..
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
lasten uit bezit.
D
vaste lasten.

Slide 37 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort een abonnement op een tijdschrift?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 38 - Quiz

Huiswerk volgende les
Plusopdrachten: maken 9, 10 en 11 (blz 31)
Rekenopdrachten: maken 10, 11, 12 en 13 (blz 33)

Slide 39 - Slide