Les 7: Quiz H6

1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is klimaat?
A
Gemiddelde weer van een week
B
Gemiddelde weer van 1 jaar
C
Gemiddelde weer van 30 jaar
D
Gemiddelde weer van 6 maanden

Slide 2 - Quiz

Welke regel is niet waar?
A
Hoe hoger je komt, hoe kouder het is
B
Hoe verder van de evenaar, hoe kouder het is
C
Hoe verder van zee, hoe extremer het klimaat
D
Hoe groter het land, hoe extremer het klimaat

Slide 3 - Quiz

Wat voor klimaat heeft Nederland?
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
Middellandse zeeklimaat
D
Toendra klimaat

Slide 4 - Quiz

Wat is het belangrijkste van een droog klimaat?
A
Veel grote bomen
B
Regelmatig neerslag
C
Koude temperaturen
D
Weinig of geen neerslag

Slide 5 - Quiz

Het klimaat in Spanje is anders dan het klimaat in Nederland.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is een stuwingsregen?
A
Regen in de bergen
B
Regen bij de evenaar
C

Slide 7 - Quiz

Wat zorgt niet voor een koud klimaat in Rusland?
A
weinig invloeden van de zee
B
koude lucht uit Europa
C
Verder van de evenaar
D
Groot land dus veel verschillen

Slide 8 - Quiz

De golfstroom zorgt in Europa voor..
A
Zachte winters en koele zomers
B
Koud water en veel regen
C
Hete zomers en warme winters
D
Koude winters en koude zomers

Slide 9 - Quiz

Waar kijk je bij het droge klimaat vooral naar?
A
Neerslag
B
Luchtdruk
C
Temperatuur
D
Wind

Slide 10 - Quiz

De Golfstroom is een
A
Warme zeestroom
B
Koude zeestroom

Slide 11 - Quiz

Een koud klimaat is een klimaat waar:
A
Weinig neerslag valt
B
Temperatuur niet boven de 10 graden komt
C
Extreme wisselingen in temperatuur zijn
D
Geen zon komt

Slide 12 - Quiz

Een koud klimaat kan ook in de woestijn voorkomen
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Waarvoor zorgt de golfstroom?
A
Voor een extremer klimaat
B
Voor een gematigder (rustiger) klimaat

Slide 14 - Quiz

Onder welke temperatuur kunnen bomen niet meer groeien?
A
10 graden
B
11 graden
C
7 graden
D
3 graden

Slide 15 - Quiz

Wat is nodig bij het ontstaan van stuwingsregen?
A
De zon en aflandige wind
B
Bliksem en onweer
C
Berg en aanlandige wind
D
Botsing tussen twee fronten

Slide 16 - Quiz

Waarom moet je opletten of een plaats op het zuidelijk halfrond valt?
A
op het zuidelijk halfrond valt de winter in januari
B
op het zuidelijk halfrond valt de winter in juli
C
op het zuidelijk halfrond valt de droge tijd in januari
D
nergens voor, dat maakt niet uit

Slide 17 - Quiz

Welke plantenzone vind je in koude klimaten?
A
steppe en woestijn
B
loofbos
C
naaldbos
D
toendra en ijs

Slide 18 - Quiz

Waar vallen stuwingsregens?
A
Loefzijde
B
Lijzijde

Slide 19 - Quiz

Een landklimaat heeft ....
A
Warme droge zomers en zachte vochtige winters
B
Korte, warme zomers en lange erg koude winters
C
Warme zomers, koude winters en weinig neerslag
D
Koele zomers, zachte winters en hele jaar neerslag

Slide 20 - Quiz