This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Heb jij de afgelopen week iets gekocht? Zo ja, leg uit op welke manier jij toen belasting hebt betaald.
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Opdracht 2 Wat is de belangrijkste inkomstenbron voor een gemeente? Kies het juiste antwoord
A
Afvalstoffenheffing
B
Inkomsten van paspoorten en bromfietscertificaten
C
Geld vanuit het rijk
D
Onroerendezaakbelasting (ozb)
Slide 5 - Quiz
Opdracht 3a Bekijken de inkomsten van gemeente Bladel in je boek. Wat is het totaalbedrag dat de gemeente ontvangt?
Slide 6 - Open question
Opdracht 3b. De gemeente heeft 8.500 huishoudens. Bereken de gemiddelde afvalstoffenheffing per huishouden (zie boek)
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Opdracht 4 Bekijk de foto in je boek blz 169. Welke belastingen betaal je als je benzine tankt voor je scooter? Kies het juiste antwoord.
A
Accijns en loonbelasting
B
Btw en loonbelasting
C
Btw en accijns
D
Loonbelasting en belasting over de winst
Slide 9 - Quiz
Opdracht 5 Als je in dienst bent bij een bedrijf, dan houdt je werkgever loonbelasting / winstbelasting in op je brutoloon / nettoloon. De werkgever betaalt die belasting aan het bedrijf / de Belastingdienst.
A
Loonbelasting, brutoloon, Belastingdienst
B
Winstbelasting, nettoloon, het bedrijf
C
Loonbelasting, nettoloon, het bedrijf
D
Winstbelasting, brutoloon, het bedrijf
Slide 10 - Quiz
Maken opdracht 6
timer
4:00
Slide 11 - Slide
Antwoord opdracht 6
58.500.000.000
56.000.000.000
19.700.000.000
12.200.000.000
146.400.000.000
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Opdracht 7 Wat zijn twee voorbeelden van directe belastingen? Kies de juist twee antwoorden
A
Accijns
B
Loonbelasting
C
Btw
D
Winstbelasting
Slide 15 - Quiz
Opdracht 8 Een ander woord voor indirecte belastingen is kostprijsverhogende / kostprijs verlagende belastingen.
A
Kostprijsverhogende
B
Kostprijsverlagende
Slide 16 - Quiz
Opdracht 9 Wie zorg ervoor dat de loonbelasting aan de overheid wordt betaald? Kies het juiste antwoord.
A
Jijzelf. Je maakt de loonbelasting zelf over naar de overheid
B
De werkgever. Die houdt het op je loon in en maakt het over
C
De winkelier. Die betaalt het nadat je iets hebt gekocht
Slide 17 - Quiz
Maken opdracht 10
timer
4:00
Slide 18 - Slide
Antwoord opdracht 10
A. 0,30 + 0,53 + 0,18 + 0,49 = €1,50
B. btw en accijns
C. 0,83 : 1,50 x 100 = 55,3%
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Opdracht 11 (zie blz 171, foto) Welk voorbeeld van de niet belastingontvangsten zie je hier?
Slide 21 - Open question
Opdracht 12.1 De Nederlandse Loterij heeft een winst van €110 miljoen in een jaar. Deze winst gaat naar deelnemers aan loterijen / de overheid
A
Deelnemers aan loterijen
B
De overheid
Slide 22 - Quiz
Opdracht 12.2 De overheid is voor ongeveer 10% eigenaar van Air France-KLM. Air France-KLM maakt €50 miljoen winst. De overheid krijgt hiervan €5 miljoen / €25 miljoen
A
€5 miljoen
B
€25 miljoen
Slide 23 - Quiz
Maken opdracht 13
timer
2:00
Slide 24 - Slide
Antwoord opdracht 13
A. 417 miljard : 60 jaar = 6,95 miljard of 6.950.000.000
B. Omdat de gaskraan in Groningen wordt dichtgedraaid, dalen de niet-belastingontvangsten van de overheid.
Slide 25 - Slide
Je kunt nu:
Je kut de belangrijkste inkomsten noemen die een gemeente heeft;
Je kunt voorbeelden noemen van enkele belastinginkomsten van de overheid;
Je kunt het verschil uitleggen tussen directe en indirecte belastingen;