Paragraaf 4 Reserveren

Programma
Het 1e uur herhaling, uitleg en maken
Het 2e uur toets bespreken in 2 groepen en hw maken

Herhaling paragraaf 3.3. budgetteren
Huiswerk maken paragraaf 3.3
uitleg en maken paragraaf 3.4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
Het 1e uur herhaling, uitleg en maken
Het 2e uur toets bespreken in 2 groepen en hw maken

Herhaling paragraaf 3.3. budgetteren
Huiswerk maken paragraaf 3.3
uitleg en maken paragraaf 3.4

Slide 1 - Slide

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de reparatie van een computer?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 2 - Quiz

Uitgaven zijn te verdelen in de volgende groepen: persoonlijke uitgaven/huishoudelijke uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Tot welke groep behoort de contributie van een zwemclub?
A
Persoonlijke uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 3 - Quiz

Trudy en Henk verdienen
€ 2.000. Ze krijgen hun eerste
kind. Het budget voor hun kind wordt:
A
€ 340.
B
€ 260.
C
€ 220.
D
€ 210.

Slide 4 - Quiz

Alex en Krista verdienen € 1.750. Zij krijgen hun derde
kind. Zij verhogen het budget voor hun kinderen met:
A
€ 130
B
€ 125
C
€ 115
D
€ 120

Slide 5 - Quiz

Marieke zegt: 'Als je een budgetplan maakt, moet je natuurlijk wel prioriteiten stellen!' Wat betekent dit?
A
Je moet alleen geld uitgeven aan basisbehoeften
B
Je moet gaan bezuinigingen op incidentele uitgaven
C
Je moet je behoeften in volgorde van belangrijkheid zetten.
D
je moet meer tijd nemen voor je boodschappen en zoeken naar koopjes.

Slide 6 - Quiz

een budgetplan is:
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
C
overzicht wat je gaat uitgeven
D
overzicht wat je inkomsten zijn

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen
Ik kan uitleggen waarom je moet reserveren
Ik kan aangeven hoe je kunt reserveren

Slide 8 - Slide

Waarom reserveren?
Duurzame gebruiksgoederen moeten vervangen worden.
Beperkte gebruiksduur
  • Kapot
  • Verouderd
  • Betere alternatieven

Slide 9 - Slide

Restwaarde
Duurzame goed is kapot/onverkoopbaar= geen restwaarde
Duurzame goed heeft nog waarde/verkoopbaar= wel restwaarde

Slide 10 - Slide



Voorbeeld: Sophie wil over twee jaar een nieuwe scooter van € 1.800 kopen. Haar oude scooter is dan nog € 300 waard.  Hoeveel moet ze per maand reserveren? 
Ze moet 2 x 12 = 24 maanden reserveren.  
Ze reserveert (€ 1.800- € 300): 24 = € 62,50 per maand. 
3.4 reserveren
aanschafwaarde - restwaarde : gebruiksduur = te reserveren bedrag

Slide 11 - Slide

Reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. Zijn oude laptop is dan € 150 waard. De nieuwe laptop kost kost Tom € 1.800. Hoeveel moet Tom per maand reserveren?

Slide 12 - Open question

De aanschafprijs voor de Tesla was € 50.000,--. De gebruiksduur is 5 jaar. De restwaarde is € 5.000,-- . Klaas heeft € 8.000 gespaard. Over 5 jaar kost een Tesla 10% meer. Wat moet hij per jaar reserveren? Wat moet hij per maand reserveren?

Slide 13 - Open question

Huiswerk
Maken paragraaf 3.4
Groep 1 toets bespreken groep 2 aan het werk
Groep 2 toets bespreken groep 1 aan het werk

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen waarom je moet reserveren
Ik kan aangeven hoe je kunt reserveren

Slide 15 - Slide