Training Leesvaardigheid

Training Leesvaardigheid
Allemaal trucjes
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Training Leesvaardigheid
Allemaal trucjes

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Het grote geheim
het Centraal Examen vraagt niet om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het recept
- Ken de Signaalwoorden

-Ken je Woordjes

- Ken de Vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Eindtermen leesvaardigheid 
1. De hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven.
What is the main point made in paragraph 3..
2. Aangeven welke informatie belangrijk is.
Op welk deel van de zin moet de klant zich beroepen als hij bezwaar wil aantekenen tegen de prijsverhoging. Noem de eerste 2 woorden en de laatste 2 woorden van dit deel van de zin.
3. De betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven.
Leg in eigen woorden uit wat in alinea 9 wordt bedoelt met...
4 Relaties tussen delen van teksten aangeven.
Waar in de tekst herhaalt de schrijver nogmaals zijn mening over..
5 Conclusies en gevoelens van auteur.
Which of the following is the writer’s intention in writing this article?
      

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Soorten teksten:
(Achtergrond)artikelen
Ingezonden brieven
Columns
Recensies
Teksten uit boeken
Soorten vragen
Meerkeuze vragen
Open vragen
Bewering/stellingvragen
Gatenvragen
Scanvragen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) Weet welk verband ze aangeven
C) Hoe je ze in een zin gebruikt
D) LEER JE SIGNAALWOORDEN!!!!!

Zie lijst op IL

Geven VERBANDEN aan, geven STRUCTUUR aan een tekst.
SUPER BELANGRIJK voor begrip!!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Signaalwoorden
Whether it’s driving too fast, bungee-jumping or reckless skateboarding, young men will try almost anything to be noticed by the opposite sex. But a study of attitudes to risk suggest that the only people impressed by their stunts are other men.
Futile risk-taking might seem to have little going for it in evolutionary terms. So why were our rash ancestors not replaced by more cautious contemporaries?

Slide 7 - Slide

Welke signaalwoorden?

(whether) or: of het nou het ene is of het andere
But: maar (tegenstelling)
So: dus (gevolg/conclusie)

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Stappenplan
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?

4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag
- Open vraag
- Gatenvraag
- Beweringenvraag

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Meerkeuzevraag-stappenplan
title/plaatje/inleiding
1. Lees de (eerste) vraag!
2. Lees de antwoorden
3. Lees dan de tekst in alinea.  (kan 3 dan 2)
4. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
5. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit..
6. twee over:welk antwoord past best? (Grote lijn. Je hebt vooraf gescand)

Tip!
Verbeter niet tenzij je zeker bent én ALLES van het antwoord in de tekst staat.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen. Het gaat niet om je mening! Je moet het antwoord in de tekst kunnen aanwijzen.
De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 
Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorspel een mogelijk antwoord
Markeer belangrijke zaken

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Beweringenvragen
Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
- Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.

Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen/kernwoorden aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen, alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag),  internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Let op de woorden die antwoorden fout maken: always, only, solely, more,
tekst zegt: x en y, antwoord x meer dan y
MOET VOLLEDIG KLOPPEN
Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opsomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Echte gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Ter conclusie
Om een voldoende te halen moet je woordjes leren en trucjes kennen.

Weet wat CITO van je vraagt en je kunt genoeg vragen goed beantwoorden.

Oefening baart kunst

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!

Heel veel succes!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Map

This item has no instructions