Week 10 les 1

week 10 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

week 10 

Slide 1 - Slide

Ga naar lessonUp.app
Neem je werkboek B voor je
Houd een pen en je agenda bij de hand


camera's aan, svp

Slide 2 - Slide

Programme d'aujourd'hui 
  • Correction + contrôle de devoirs: Lire C  ex. 33b/c
  • Quiz vocabulaire B
  • Grammaire C

Slide 3 - Slide

Ex. 33b
Paspoort
Naam: Anne Minault
Beroep: ingenieur(IT)
Andere info: werk in team
10 jaar ervaring  
Paspoort
Naam: Élodie Gaignon  
Beroep: brandweervrouwAndere info: wil al lang brandweervrouw zijn 
Paspoort
Naam: Yann Sellier  
Beroep: verloskundige 
Andere info: contact met patiënten is belangrijk 

Slide 4 - Slide

Wie maakt een vergelijking met andere beroepen?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 5 - Quiz

Wie kan iets goed en duidelijk uitleggen?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 6 - Quiz

Wie wordt eerder aangesproken dan collega's?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 7 - Quiz

Wie merkt dat mensen weten wat de benaming van het beroep inhoudt?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 8 - Quiz

wie vindt het niet erg om vragen te moeten beantwoorden?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 9 - Quiz

wie werd er geadviseerd om een andere baan te kiezen?
A
Anne
B
Elodie
C
Yann

Slide 10 - Quiz

l'art de vivre
A
de kunst
B
de levenswijze
C
het leven

Slide 11 - Quiz

enseigner
A
onderwijzen
B
ondertekenen

Slide 12 - Quiz

les hautes études
A
hoge studie
B
studie
C
vervolgopleiding

Slide 13 - Quiz

vertaal: het buitenland

Slide 14 - Open question

vertaal: degelijk

Slide 15 - Open question

vertaal: la moyenne

Slide 16 - Open question

Les objectifs
  • Tu peux faire des phrases avec COI en COD

Slide 17 - Slide

Grammaire C
Regarde la vidéo sur la Grammaire C 
Fais des notes dans ton cahier 



Slide 18 - Slide

Wat is in het Nederlands een COI
A
lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
onderwerp

Slide 19 - Quiz

welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te achterhalen?
A
aan/ voor wie of wat?
B
wie of wat?
C
waarom?

Slide 20 - Quiz

hoe herken je een meewerkend voorwerp in een franse zin?
A
aan de voorzetsels à/au/aux
B
aan de interpunctie
C
door de zin vragend te maken

Slide 21 - Quiz

waar staat de COI en COD in de zin? Leg uit

Slide 22 - Open question

Au travail!
Ensemble: Ex. 37a
Individuelle: Ex. 37b/c


Pas fini? Gaat mee als huiswerk
timer
12:00

Slide 23 - Slide

Les devoirs 
Finir: Ex. 37bc (mercredi)
Apprendre:  Grammaire C blz.33

Slide 24 - Slide