Ligt onder de huid, hier ligt vet opgeslagen --> Isolatie
Slide 5 - Slide
zintuigen in de huid
Slide 6 - Slide
Uit welke lagen bestaat de huid?
A
Opperhuid, Kiemlaag, Hoornlaag
B
Hoornlaag, Kiemlaag, Lederhuid
C
Lederhuid, Onderhuidsbindweefsel, Kiemlaag
D
Opperhuid, Lederhuid, Onderhuids bindweefsel
Slide 7 - Quiz
Wat is geen functie van de huid?
A
beschermen tegen gevaarlijke stoffen
B
zorgen dat het lichaam niet snel oververhit raakt.
C
de eerste verdediging tegen ziekteverwekkers.
D
de huid helpt niet met het warm houden
Slide 8 - Quiz
Wat is de eerste laag die je tegen komt in je huid?
A
Lederhuid
B
Vetweefsel
C
Opperhuid
D
Onderhuidbindweefsel
Slide 9 - Quiz
In de huid zitten verschillende soorten zintuigcellen, welke zijn dat?
A
warmte en kou
B
aanraking en druk
C
temperatuur en tast
D
warmte, kou, druk en tast
Slide 10 - Quiz
welke zintuigen liggen niet in de huid?
A
tastzintuigen
B
warmtezintuigen
C
evenwichtszintuigen
D
drukzintuigen
Slide 11 - Quiz
Wat is talg?
A
Een vette stof die zorgt dat de huid niet uitdroogt
B
Een ontsokten mee-eter die in je huid zit
C
Een vettige stof onder de voorhuid van de penis bij jongens
D
Een vochtige stof die bij meisjes ontstaat tijdens de menstruatieperiode
Slide 12 - Quiz
Wat is de functie van talg vooral?
A
Het afvoeren van overtollige warmte.
B
Het beschermen tegen ultraviolet licht.
C
Het soepel houden van de huid en de haren.
D
Het zorgen voor een warmte-isolerende laag.
Slide 13 - Quiz
Wat is het verschil tussen tastzintuigen en drukzintuigen
A
Tastzintuigen liggen vlak onder de kiemlaag in de lederhuid
B
Door de tastzintuigen kun je glad, ruw, hard waarnemen
C
Drukzintuigen liggen in de kiemlaag
D
Overal in de huid liggen evenveel tastzintuigen
Slide 14 - Quiz
Rowan is gevallen, hij heeft een niet bloedende schaafwond, welk(e) deel of delen van de huid is NIET beschadigd?
A
Alleen de hoornlaag niet.
B
Alleen de kiemlaag niet.
C
Alleen de lederhuid niet.
D
Alleen de hoornlaag en de kiemlaag niet.
Slide 15 - Quiz
Oefentoets
Let op 3-4 vragen kun je niet maken dus 46 vragen wel. Zet streepjes hoeveel vragen je van de 46 goed hebt (op een blaadje). Aan het einde berekenen we dan je cijfer.