Les 4 - de spelling van Engelse werkwoorden

Planning
Huiswerk nakijken + gelegenheid tot vragen (10min)
Herhaling leerstof (5min)
Uitleg spelling Engelse werkwoorden' (5min)
Klassikaal oefenen (10min)
Aan de slag! (20min)
Nieuwsquiz (10min)
Huiswerk
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
Huiswerk nakijken + gelegenheid tot vragen (10min)
Herhaling leerstof (5min)
Uitleg spelling Engelse werkwoorden' (5min)
Klassikaal oefenen (10min)
Aan de slag! (20min)
Nieuwsquiz (10min)
Huiswerk

Slide 1 - Slide

Wat was het huiswerk?
H2- spelling op blz. 68
Opdracht 9 en 10

H3- Spelling op blz. 101
Maken: opdracht 9 en 10

Moesten het nog nakijken!

Slide 2 - Slide

Antwoorden

Slide 3 - Slide

Herhaling leerstof: Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bintd dit touw vast!
D
Bind dit touw vast!

Slide 4 - Quiz

Een gebiedende wijs is:
A
u-vorm
B
hele werkwoord
C
hij-vorm
D
gebod of bevel

Slide 5 - Quiz

De gebiedende wijs heeft geen onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de vormen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam + de/te of stam + den/ten
B
stam, stam + t of het hele werkwoord
C
het hele werkwoord + d
D
alleen de stam

Slide 7 - Quiz

De verdubbeling van de -d of -t kan alleen in de persoonsvorm verleden tijd.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 9 - Quiz

H2 -  Spelling/ Engelse werkwoorden (blz.66)
Na deze les:

Kan je Engelse werkwoorden (in het Nederlands) goed spellen



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: timen
A
timet
B
timt

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vd: squashen
A
Gesquast
B
Gesquasht
C
Gesquashd
D
Gesquashed

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 20 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 21 - Quiz

Aan de slag!
H2 - Spelling / Engelse werkwoorden (blz.66)
Lezen: de theorie over de vervoeging van Engelse werkwoorden
Maken: opdracht 1, 2 en 3
Hoe: individueel. Overleg mag (op bioscoopniveau)
Vraag? Steek even je vinger op!

Klaar? Maak de vragen in LessonUp (les is gedeeld)
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Huiswerk
H2 - Spelling / Engelse werkwoorden (blz.66)

Afmaken: opdracht 1, 2 en 3
Maken: opdracht 4



Slide 23 - Slide

Even link ophalen nieuwsquiz week 37

Slide 24 - Slide