14-1 V1 LV

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Korte info spreekbeurten
  3. Lesdoel
  4. Nakijken opdrachten werkwoordelijk gezegde
  5. Startopdracht lijdend voorwerp
  6. Aan de slag!
  7. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Slide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Slide

Spreekbeurten
21 januari: eerste spreekbeurten

Alleen? Tussen de 5 & 10 minuten.
Samen? Tussen de 10 & 20 minuten.

Slide 4 - Slide

Lesdoel:
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in een zin vindt;
  • Je weet hoe je een zin in zinsdelen verdeelt;
  • Je weet hoe je het onderwerp in een zin vindt;
  • Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt;
  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp in een zin vindt.

Slide 5 - Slide

Na WOII nam de vraag naar ambulances sterk toe.
pv =
zinsdelen /
ow =
wwg =

Slide 6 - Slide

Met die slechte cijfers voor de talen zat Ronald behoorlijk in zijn maag.
pv =
zinsdelen /
ow =
wwg =

Slide 7 - Slide

Kijk de gemaakte opdrachten zelfstandig na met de antwoordboekjes.

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp: startopdracht

Slide 9 - Slide

1. Pak je schrift en een pen
2. Schrijf de antwoorden op in je schrift
1. Leg uit wat een lijdend voorwerp in een zin is.

2. Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin? 

3. Maak een zin met een lijdend voorwerp er in.
Klaar? Even wachten of lezen in leesboek.

Slide 10 - Slide

1. Pak een ander kleur pen
2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze
1. Leg uit wat een lijdend voorwerp in een zin is.
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets 'overkomt' of het voorwerp dat iets 'ondergaat'.

2. Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

3. Maak een zin met een lijdend voorwerp er in.
Bijv.: 
De dolfijnen (ow) eten (pv) haringen (lv). 
De jongen (ow) kust (pv) het meisje (lv).

Slide 11 - Slide

Geen fouten?
Groep paars
1 fout?
Groep blauw
2 of meer fouten?
Groep groen
- Theorie: blz. 109 + 110 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 5 blz. 109 - 111.
- Uitleg
- Theorie: blz. 109 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 op blz. 109 & 110
- Uitleg 
- Theorie: blz. 109 lezen.
- Maken: opdr. 1 + 2 + 4 op blz. 109 & 110.

Slide 12 - Slide

Lijdend Voorwerp

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp
  • Komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt'. 
(Iets of iemand 'lijdt') 
  • Vind je door de vraag te stellen:
Wat/wie+ werkwoordelijk gezegde + onderwerp

TIP: HET LIJDEND VOORWERP BEGINT NOOIT MET EEN VOORZETSEL!

De leeuw Basra | consumeert | dagelijks | vele kilo's vlees.
ow                                 pv                                                  lv

Slide 14 - Slide

- Theorie: blz. 109 + 110 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 5 blz. 109 - 111.
- Theorie: blz. 109 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 op blz. 109 & 110
- Theorie: blz. 109 lezen.
- Maken: opdr. 1 + 2 + 4 op blz. 109 & 110.
Huiswerk & Taalvout

Slide 15 - Slide