This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt 5 stofeigenschappen benoemen en daarmee stoffen van elkaar onderscheiden.
Je kunt het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen
Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is en in welke eenheid dichtheid wordt uitgedrukt.
Je kunt de dichtheid van een stof bepalen als de massa en het volume zijn gegeven
Slide 2 - Slide
Zinken, zweven en drijven
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Dichtheid berekenen
Slide 5 - Slide
Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.
Slide 6 - Slide
2) Bepaal het volume (in cm3) van de steen door de onderdompelmethode
Volume beginstand = 31 ml
Volume eindstand = 48 ml
Volume = eindstand - beginstand
= 48 - 31 = 17 ml = 17 cm3
Slide 7 - Slide
Volume bepalen; twee manieren
Berekenen volume (cm3)
lengte x breedte x hoogte
Onderdompelmethode:
1 ml = 1 cm3
Volume voorwerp = volume verandering
Slide 8 - Slide
Voorbeeld
Bereken de dichtheid van het blokje.
m = 324 g V = 4 x 3 x 10 = 120 cm3 ρ = m:V = 324 : 120 = 2,70 g/cm3
Dit is dus waarschijnlijk aluminium
Slide 9 - Slide
3) Bij een proef krijg je een blok staal en een blok aluminium van elk 1 kg. De dichtheid van staal is 7,8 g/cm3 en de dichtheid van aluminium is 2,7 g/cm3. Welk blok heeft het grootste volume.
A
Staal
B
Aluminium
Slide 10 - Quiz
5) Een messing staaf heeft een massa van 680 g.
Het volume van de staaf is 80 cm3.
Bereken de dichtheid van messing.
Dichtheid = ? g/cm3
Massa = 680 g
Volume = 80 cm3
Dichtheid = massa : volume
= 680 : 80 = 8,5 g/cm3
Slide 11 - Slide
Laagjes cocktail
Elke vloeistof en vaste stof heeft een kleinere of grotere dichtheid. Hierdoor drijven sommige stoffen op elkaar, terwijl andere stoffen dat niet zouden doen.
In de volgende slide zie je een natuurkunde laagjes cocktail. Deze cocktail kun je met behulp van wat kennis van dichtheid maken.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
welke vloeistof blijft op een andere vloeistof drijven?
A
de vloeistof met een grotere dichtheid drijft op die met een kleinere dichtheid
B
de vloeistof met een kleinere dichtheid drijft op die met een grotere dichtheid
Slide 14 - Quiz
Asterix en Obelix
Kijk nog eens terug naar de eerste slide met Asterix en Obelix. Bespreek met elkaar hoe het kan zijn dat Obelix blijft drijven in de Dode Zee.
Slide 15 - Slide
Oefenopdrachten
Hierna vind je een aantal oefenopdrachten voor dichtheid.
Slide 16 - Slide
GGO
Jantje koopt een gouden ketting en wil weten of de ketting van echt goud is. Hij weegt de ketting en deze heeft een massa van 116 gram. Via de onderdompelingmethode heeft hij bepaald dat het volume 6 cm3 is.
Formule: m = V • ρ V = m / ρ ρ = m / V
Slide 17 - Slide
Bereken de ρ
1) 273 g - 26 cm3
2) 249 g - 15 cm3
3) 462 g - 44 cm3
4) 630 g - 60 cm3
5) 498 g - 30 cm3
Slide 18 - Slide
Diagram
Geef de meetresultaten aan in een diagram zoals deze.
Slide 19 - Slide
Vragen
a) Beredeneer welke voorwerpen van dezelfde stof kunnen zijn.
b) Toon aan of een of meerdere voorwerpen van zilver zijn.