Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak.
Zorg dat je op tafel hebt liggen: - Pen;
-Rekenmachine;
- Schrift;
- Boek
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 24 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak.
Zorg dat je op tafel hebt liggen: - Pen;
-Rekenmachine;
- Schrift;
- Boek
Slide 1 - Slide
Eindexamensite
Koppel je met de link op its learning > economie > mededeling.
Ideaal om je voor te bereiden op toetsen, eindexamen èn als keuzewerk om af te tekenen.
Slide 2 - Slide
Programma
Wat gaan we deze deeltaak doen?
Doelen van deze les
Uitleg paragraaf 3.1 (en een stukje van 3.2)
10 minuten in stilte aan het werk
Bespreken vragen van de week
Toets nabespreken
Aan het werk (keuze)
Afronding van deze les
Slide 3 - Slide
Deze deeltaak
Toetsweek toets hoofdstuk 1 t/m 4
Aftekenen voor een herkansing? Hiervoor geldt: H1 t/m H4 of maak gebruik van de eindexamensite: 'aftekenen deeltaak 1' + 'aftekenen deeltaak 2'
Slide 4 - Slide
Doelen van deze les
Je weet wat voor een soort kosten een bedrijf kan hebben.
Je weet het verschil tussen vaste en variabele kosten.
Je weet hoe je de verkoopprijs en consumentenprijs kunt berekenen.
Je weet wat we bedoelen met productiefactoren en je kent ze ook.
Je weet hoe je kunt rekenen met btw.
Je weet wat we bedoelen met afschrijving en hoe je dit kunt berekenen.
Slide 5 - Slide
Produceren en consumeren
Produceren is het maken van goederen en het leveren van diensten. Het bedrijf noemen we dan de producent.
Als je producten koopt ben je aan het consumeren. Als consument lever je arbeid aan de producenten, daarvoor krijgen zij loon.
Slide 6 - Slide
Henry Ford
Iedereen een fatsoenlijk loon.
Slide 7 - Slide
Welke kosten kan een bedrijf hebben?
Slide 8 - Mind map
Vaste kosten Niet afhankelijk van de productie in een bedrijf.
- Huur gebouw
- Personeel vaste dienst
Variabele kosten
Wel afhankelijk van de productie in een bedrijf.
- Verpakking
- Transport
- Inkoopwaarde
Slide 9 - Slide
Rekenen met en zonder btw
Koelkast €750 euro inclusief 21% btw (zonder bovenstaande korting)
Bereken de prijs na de btw actie.
Zonder btw = 100%
Met btw = 100% + btw%
Prijs met btw is 100% + 21% btw = 121%
Zet dit in een verhoudingstabel.
€750 €6,19834711 €619,83 121% 1% 100%
Antwoord: €619,83
timer
1:00
Slide 10 - Slide
Productiefactoren
K apitaal
A rbeid
N atuur
O ndernemerschap
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Brutowinstmarge: verkoopprijs en consumentenprijs
Pak koffie inkoopprijs: €4,00
Brutowinstmarge: 20%
De btw: 9%
Bereken de verkoopprijs. Bereken de consumentenprijs.
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw
Verkoopprijs
Inkoopprijs €4
Brutowinstmarge is 20% van de inkoopprijs
Zet dit in een verhoudingstabel €4 €0,04 €0,80 100% 1% 20%
€4 + €0,80 = €4,80
Consumentenprijs
De verkoopprijs hadden we bepaald op €4,80
De verkoopprijs is altijd inclusief btw. 100% + 9% btw = 109%
Zet dit in een verhoudingstabel
€4,80 €0,048 €5,23 100% 1% 109%
timer
1:00
Slide 13 - Slide
Toegevoegde waarde: waarde wat een bedrijf toevoegt aan een product.
Slide 14 - Slide
Inkoopwaarde van de omzet
Prijs waarvoor het bedrijf de producten die zij verkoopt heeft ingekocht.
Overige kosten
Alle kosten m.u.v. inkoopkosten.
Voorbeelden:
- huur
- loon
- verpakking
- transport
Slide 15 - Slide
Geld in het laatje
Afzet Omzet
Aantal producten die een afzet x verkoopprijs fabrikant verkoopt. (geld in de kassa)
Verkoopprijs (kostprijs): prijs wat een product kost zonder btw Consumentenprijs: prijs wat een product kost met btw. Dit moet de klant in de winkel betalen.
Slide 16 - Slide
Rekenen met afschrijving
Een slamachine kost €960.000. Na vier jaar vervangt Albert Heijn de machine om sla te snijden. De restwaarde van de machine was €48.000 euro. Bereken hoeveel de afschrijving per maand had moeten zijn.
Afschrijving: (aanschafprijs – restwaarde)
levensduur
(960.000 - 48.000) = €19.000 afschrijving per maand 48 maanden
Toelichting: Je vult de bedragen in de formule in. De machine kost €960.000 en verkopen ze na vier jaar voor €48.000, dit noemen we restwaarde. De machine gaat vier jaar mee. Een jaar bestaat uit 12 maanden, 12 x 4 jaar = 48 maanden. Je deelt door het aantal maanden om de afschrijving per maand te krijgen.
Slide 17 - Slide
Aan het werk
De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen.
Begin met opgaven 6, 8 en 9. Deze gaan we zo bespreken.
Maken H3.1: 2 t/m 10.
timer
10:00
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Keuzewerk
Je kunt aan de slag met de volgende keuzes:
Maken H3.1: 2 t/m 10.
Werken aan eindexamensite 'aftekenen deeltaak 2'
Maken eigen samenvatting + rekenopdrachten
Eigen keuze: in overleg met Tobias
timer
10:00
Slide 22 - Slide
Afronding van deze les
Je weet wat voor een soort kosten een bedrijf kan hebben.
Je weet het verschil tussen vaste en variabele kosten.
Je weet hoe je de verkoopprijs en consumentenprijs kunt berekenen.
Je weet wat we bedoelen met productiefactoren en je kent ze ook.
Je weet hoe je kunt rekenen met btw.
Je weet wat we bedoelen met afschrijving en hoe je dit kunt berekenen.