Escribir

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 10
  • Introducción  
  • Leer                    
  • Woots     
  • La descripcion fisica           

Doel: Aan het eind van deze les:
  • Kan je verder gaan met stillezen
  • heb je geoefend met kijk/-luisteren
  • Kan je jezelf schriftelijk beschrijven
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 10
  • Introducción  
  • Leer                    
  • Woots     
  • La descripcion fisica           

Doel: Aan het eind van deze les:
  • Kan je verder gaan met stillezen
  • heb je geoefend met kijk/-luisteren
  • Kan je jezelf schriftelijk beschrijven

Slide 1 - Slide

¿BIEN?
¿MAL?

Slide 2 - Slide

Destrezas: leer
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Escribir

Slide 4 - Slide

Jezelf voorstellen

Slide 5 - Slide

Uiterlijk beschrijven

Slide 6 - Slide

Dagelijkse activiteiten 
Werkwoord in 
tegenwoordige 
tijd vervoegen 
en dag(deel), tijdstip 
erbij.

Slide 7 - Slide

Dagelijkse activiteiten 
Werkwoord in 
tegenwoordige tijd 
vervoegen 
en dag(deel), tijdstip erbij.

Slide 8 - Slide

Dagelijkse activiteiten 
Werkwoord in 
tegenwoordige 
tijd vervoegen 
en dag(deel), tijdstip 
erbij.

Slide 9 - Slide

Waar hou je wel en niet van

Slide 10 - Slide

Gustar (y similares)

Slide 11 - Slide

EL VERBO GUSTAR

Slide 12 - Slide

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        
Leerdoel: gustar
LA p.

Slide 13 - Slide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord
Módulo pág.45, 46, 47 

Slide 14 - Slide

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les
Módulo pág.45, 46, 47 

Slide 15 - Slide

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houdt van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 16 - Slide

OJO
De beklemtoonde vormen kan je weglaten (a mí, a tí, etc.)
Het meewerkend voorwerp MOET je gebruiken. (me, te, le...)
Wanneer je iets NIET leuk vind zet je gewoon NO voor het meewerkende voorwerp. 
No me gusta estudiar.
Andere werkwoorden die op dezelfde manier gaan zijn:
encantar= dol zijn op
doler (ue) = pijn doen

Slide 17 - Slide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 18 - Slide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 19 - Slide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 20 - Slide

Verbos regulares, irregulares y 
reflexivos
Leerdoel
Ik ken de regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 21 - Slide

standaardzinnen
zinsopbouw

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

EXIT TICKET:
Van 1-10 hoe ging kijk/-luisteren via woots?

Descríbete
a. Soy....
b.Tengo los ojos
c. Tengo el pelo (color, lengte, estilo)

Slide 27 - Slide