Chapitre 2 ABEF + grammaire

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Au programme

1. Testez votre vocabulaire
2. Grammaire; répéter 

Animal domestique

le lapin

l'oiseau

la poule

la vache

des animaux

un serpent

des oiseaux

un chat

un cheval

un lion

un chien

un éléphant

un poisson

une tortue

aller en ville

1. naar het dorpje gaan
2. naar de stad gaan
3. gaan
4. gamen

Ik ben het enig kind

Ik heb een kleine zus

We vinden het leuk om te sporten

Ik heb een hond en vis

dormir

1. kiezen
2. geven
3. wachten
4. slapen

casse-pied

1. actief
2. bestaan
3. vervelend
4. schattig

Ik heb een tweelingbroer

Ik heb een tweelingzus

prendre

1. wachten
2. nemen
3. zoeken
4. lachen

bestaan

1. exister
2. dormir
3. acheter
4. aimer

vanavond

1. encore
2. ce soir
3. ce lapin
4. ce sont

Heureusement

1. anders
2. gelukkig (maar)
3. omdat
4. nieuw

Ik heb een kat. Hij is schattig en cool

la vache

1. de kip
2. de koe
3. het uitzicht
4. het ijsje

le vetement

1. het kledingstuk
2. de verjaardag
3. de slaapkamer

Vocabulaire

Op de volgende slides zie je een verhaaltje staan. Daarin zijn de woorden verwerkt die je hebt moeten leren. Vertaal het verhaaltje. 

Aujourd'hui c'est l'anniversaire de mon copain. Il est fils unique. Ses parents sont divorcés alors il a deux cadeaux. Sa mère est allée en ville pour lui acheterdes vêtements. Son père a acheté un nouveau game pour jouer à la console.

Grammaire

1. Werkwoorden
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Onderwerp vervangen 

Bijvoeglijk naamwoord

	mnl	vrl
enk	-	e
mv	s	es

	mnl	vrl
enk	-	se
mv	-	ses

Le joli garçon

La jolie fille

Le garçon amoureux

La fille amoureuse

Werkwoorden oefenen

verbuga.eu

Onderwerp vervangen

écoute le prof