zijn doe-woorden. Ze geven aan wat er gebeurt/wordt gedaan in een zin.
Samen maken we opdracht 18 in het schrift.
Je krijgt een kaartje en een opdracht.
Slide 8 - Slide
Instructie Grammatica
Je krijgt een kaartje en hier schrijf je zes woorden op. Drie werkwoorden en drie andere woorden. Schrijf ze door elkaar.
Je zoekt een klasgenootje en bekijkt elkaars kaartje. Welke ww heeft je klasgenoot opgeschreven?
Gecontroleerd? Zoek een andere klasgenoot en herhaal de opdracht.
Slide 9 - Slide
Aan de slag
Opdracht 20 (25) in je schrift.
Schrijf de ww onder elkaar in je schrift.
Opdracht 21 (25) in je schrift. Schrijf alle vormen van werkwoorden die je kunt vinden op in je schrift. Met minimaal 5 gevonden werkwoorden maak je een zin.
Deze opdrachten zijn het huiswerk voor de volgende les.