Hoe kan je de tijd herkennen?
- Het is een tijdstip (bijvoorbeeld: Om kwart over 3 moet ik...)
- Je leest de naam van een dag (maandag gaat hij....)
- Je leest de naam van een maand/jaar (In februari ben ik..., In 1980 is Juf Marina...)
- Je leest een periode (Volgende week maken wij....)
- Korte woordjes (Als ik ziek ben, dan moet ik...., Eerst eet ik vlees, daarna eet ik soep)