17-3-21 bijwoord en voorzetsel

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.
Uitleg
prachtig zegt iets over het werkwoord zingen 
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 2 - Quiz

Is 'prachtig' in deze zin een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia heeft een prachtige stem
Uitleg
Prachtig zegt iets over 'stem'. Stem is een zelfstandig naamwoord
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 3 - Quiz

Het weer was erg slecht vandaag.
Uitleg
'Erg' zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord namelijk 'slecht'
A
erg is een bijwoord
B
erg is geen bijwoord

Slide 4 - Quiz

Ik wens je een heel fijne vakantie.
A
fijne is een bijwoord
B
fijne is geen bijwoord

Slide 5 - Quiz

Dat is een moeilijke opdracht.
Moeilijke?

A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar?

Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit als woordsoort een bijwoord.

A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?

Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord.

A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Benoem de bijwoorden in deze zin.

Daar moet zeker de receptie van het bungalowpark liggen.
A
daar
B
daar, zeker
C
zeker

Slide 9 - Quiz

Benoem de bijwoorden in de zin.

Waarover ging de vergadering met het voltallige bestuur gisteren?
A
waarover
B
waarover, gisteren
C
waarover, voltallige, gisteren
D
waarover, vergadering, gisteren

Slide 10 - Quiz

Benoem de bijwoorden in de zin.

Waar kunnen de leerlingen van het Nicolaaslyceum uit Amsterdam de lesboeken nu verstopt hebben?
A
waar, nu
B
nu, uit Arnhem
C
waar, uit Arnhem
D
waar, nu, uit Arnhem

Slide 11 - Quiz