2MH sterke werkwoorden (tegenwoordige tijd)

• Duits
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Sterke werkwoorden

Lernziele - aan het einde van de les..

- weet je wat sterke werkwoorden zijn.

- weet je wanneer de a verandert naar ä.

- weet je welk stappenplan je voor de sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruikt. 

- kun je de bovenstaande leerdoelen toepassen in eenvoudige zinnen. 

Was sind starken Verben?

- krijgen een klankverandering in de verleden tijd

- het voltooid deelwoord eindigt op -en 

- sterk in het Nederlands, dan meestal ook in het Duits

Sterk of zwak?

schwimmen - schwamm - geschwommen

1. sterk
2. zwak

Sterk of zwak?

machen - machte - gemacht

1. sterk
2. zwak

Sterke werkwoorden met een a in de stam

Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen een a/ä-wissel. 2 persoonlijk voornaamwoorden krijgen deze verandering: 

1. du vorm

2. er/sie/es vorm

--> ook het werkwoord laufen 

Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de t.t bij

 du en er/sie/es een ä

fahren

ich fahre

du fährst

er/sie/es fährt

wir fahren

ihr fahrt

sie/Sie fahren

laufen

ich laufe

du läufst

er/sie/es läuft

 wir laufen

 ihr lauft

sie/Sie laufen

Uitzondering - halten

ich 

du 

er/sie/es

wir 

ihr 

sie/Sie 

halte
hältst
hält
halten
haltet
halten

2. Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt de e/i(e)-Wechsel en a/ä-Wechsel plaats

1. ich + du
2. er/sie/es + ihr
3. du + er/sie/es
4. ihr + du

Hij rijdt (fahren)

1. er fahrt
2. er fährt

(schlafen) Er _________ sehr früh.

1. schlaft
2. schläft
3. schlafst
4. schläfst

(fahren) Ihr _________ nach Deutschland

1. fährt
2. fährst
3. fahrt
4. fahrst

Robert ... oft in das Ausland.

1. fährt
2. fahrt
3. fährst
4. fahrst

Morgen ... ich das Auto.

1. wasche
2. wäsche
3. wasch
4. wäsch

... ihr mich meinen Job machen?!

1. Lasst
2. Lässt
3. Lassen
4. Lasse

Sterke werkwoord:
Hij rijdt

1. er fahrt
2. er fährt

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert

1. a -> ä
2. a -> i
3. er verandert niets