- De leerling kan de zes grondmotorische eigenschappen benoemen en beschrijven.
- De leerling kan de drie energiesystemen (ATP-CP, melkzuursysteem, aëroob systeem) uitleggen, inclusief hun werking en de duur van hun activiteit.
- De leerling kan de vier trainingsprincipes uitleggen en toepassen.
- De leerling kan verband leggen tussen de grondmotorische eigenschappen en het gebruik van de energiesystemen tijdens fysieke activiteiten.
- De leerling kan reflecteren op hun eigen fysieke conditie met betrekking tot de grondmotorische eigenschappen en de bijbehorende energiesystemen.