F21-lesson6 _recappast_wh-questions_speaking5_4_2021

  • Check up: PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
  • NEW: Wh-questions & practice
  • NEW: Speaking next week
  • Studiemeter
  • Reflect

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  • Check up: PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
  • NEW: Wh-questions & practice
  • NEW: Speaking next week
  • Studiemeter
  • Reflect

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

THE PAST SIMPLE

Slide 4 - Slide

THE PAST SIMPLE

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke woorden kan
je al bedenken om een vraag mee te starten?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Presentaties F21: Droombaan

 


Je geeft een presentatie van 3 minuten over jouw droombaan.
Je verzamelt van tevoren informatie over dat onderwerp. Je houdt de presentatie voor je docent en internationale medestudenten. Het doel van je presentatie is je publiek uit te leggen wat jij zo fantastisch vindt aan deze baan.
De volgende punten moeten tijdens de presentatie aan bod komen:

1. Stel jezelf voor en vertel waarover welke droombaan jouw presentatie gaat.
2. Leg uit waarom dit je droombaan is. (denk aan de plek, de mensen waarmee je werkt, de dingen die je zal doen, etc.).
3. Vertel waarom jij de hierboven beschreven zaken belangrijk, mooi of leuk vindt.
4. Leg uit hoe je jouw droombaan gaat realiseren. (wat is je plan? Denk aan: netwerken, informatie vragen)


• Overwegend zeer korte uitingen, met veel pauzes, valse starts en herformuleringen.
5. Coherentie
• Groepen woorden zijn verbonden door middel van eenvoudige voegwoorden, zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’.
6. Uitspraak
• De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een hoorbaar accent.
• Luisteraars zullen af en toe om herhaling moeten vragen.


Slide 13 - Slide

Beoordeling:

1. Je hebt alle punten verwerkt in je presentatie
  • De punten uit de opdracht komen allemaal aan bod.

2. Woordenschat en woordgebruik
  • Basisuitdrukkingen en basiszinnen worden gebruikt. 

3. Grammaticale correctheid
  •  Correct gebruik van eenvoudige constructies, mag nog basisfouten bevatten.

4. Vloeiendheid
  • Vooral korte uitingen, bevat soms  pauzes/ herformuleringen.

5. Samenhang
  • Groepen woorden/zinnen zijn verbonden door middel van eenvoudige voegwoorden, zoals: ‘en’, ‘maar’ en ‘omdat’.

6. Uitspraak
  • De uitspraak is duidelijk genoeg om de spreker te kunnen volgen, ondanks een hoorbaar accent.

Anderhalve punt per onderdeel   --> 6 x 1,5 =  9

Slide 14 - Slide

WHERE can you find the assignment?
HOW do you know when it is your turn?
WHEN does this take place?

Slide 15 - Slide

  • Check up: PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
  • NEW: Wh-questions & practice
  • NEW: Speaking next week
  • Studiemeter
  • Reflect

HAVE YOU:

Slide 16 - Slide

DO YOU THINK WE REACHED OUR GOALS?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

What did you learn today?

Slide 18 - Open question

SEE YOU NEXT WEEK!
SPEAKING!

Slide 19 - Slide