3.1 Wereld: Water in beweging

3.1 Wereld: Water in beweging
3.1 Wereld: Water in beweging
1 / 31
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.1 Wereld: Water in beweging
3.1 Wereld: Water in beweging

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Start §3.1 met uitleg/ herhaling waterkringloop
  2. Oefenen door opdracht 1 t/m 6 van §3.1 te maken
  3. Atlasvaardigheden oefenen.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van deze les kan je ...

  • De verdeling van het water op aarde beschrijven
  • De waterkringloop beschrijven
  • het verschil tussen oppervlaktewater en grondwater beschrijven

Slide 3 - Slide

Water in beweging 
Water is voortdurend in beweging.
- Korte waterkringloop
- Lange waterkringloop

Slide 4 - Slide

Waterkringloop

Slide 5 - Slide

Waterkringloop
''Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag (korte) en via grondwater en rivieren (lange) terugstroomt naar de zee''

Slide 6 - Slide

Korte Waterkringloop
1) Water verdampt uit de zee
2) Water stijgt op en koelt af in de wolken
3) Water valt als neerslag terug in de zee


Slide 7 - Slide

Lange Waterkringloop
1) Water verdampt uit de zee
2) Water stijgt op en koelt af in de wolken
3) Water valt als neerslag (regen/sneeuw) boven land
4) Water komt in ijskappen, grondwater of meren terecht
5) Water stroomt langzaam (duizenden/miljoenen jaren) terug naar zee

Slide 8 - Slide

Wat is de korte waterkringloop?
A
De waterkringloop boven een rivier
B
De waterkringloop op een berg
C
De waterkringloop boven zee
D
De waterkringloop boven een stad

Slide 9 - Quiz

Opdracht:
- Straks een link, ga naar die site en klik op ''vrij verkennen''
- Zoek info over grondwater & zeewater
- Beantwoord 2 vragen:
1) Wat zou een betere naam zijn voor zoetwater?
2) Bedenk 3 plekken waar grondwater heen kan gaan

- In totaal 10 minuten de tijd hiervoor

timer
10:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Wat denk jij, op basis van het filmpje, dat een goede naam is voor zoetwater?

Slide 12 - Open question

Noem drie plekken waar grondwater heen kan gaan:

Slide 13 - Open question

Verschillende soorten water:

Zoet/Zout
Oppervlakte/Grond

Slide 14 - Slide

Zoetwater: ''Water waar weinig zout in is opgelost, drinkwater is zoetwater.''

Zoutwater: ''Water waar veel zout in is opgelost, zeewater is zoutwater.''

Slide 15 - Slide

Oppervlaktewater: ''Water dat je kan zien, zoals meren, rivieren, sloten en zeeën.''

Grondwater: ''Water dat niet zichtbaar is omdat het in de grond en in gesteenten getrokken is.''


Slide 16 - Slide

Waterverdeling zoet/zout

Slide 17 - Slide

Waterverdeling zoet

Slide 18 - Slide

Waterverdeling zoet oppervlakte/grond

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

atmosferisch water

Slide 22 - Slide

Het water komt op verschillende plekken: 





- Oppervlakte water 
- Grondwater 
-  Atmosferisch water

Slide 23 - Slide

Hoe heet het water in de zee
A
grondwater
B
oppervlakte water
C
bronwater

Slide 24 - Quiz

Bekijk de afbeelding over de verdeling van het water.

Wat wordt met de 97,5% aangegeven?
A
grondwater
B
zoet water
C
zout water
D
water in meren

Slide 25 - Quiz

Wat is oppervlakte water?
A
Water in sloten, meren, rivieren, kanalen en plassen
B
Water uit de bodem die aan de oppervlakte komt
C
Water alleen van rivieren en de zee
D
Alleen zoet water van de oppervlakte

Slide 26 - Quiz

Wolken zijn een voorbeeld van..
A
Grondwater
B
Oppervlakte water
C
atmosferisch water

Slide 27 - Quiz

De kleine waterkringloop
Verdamping
Neerslaan
Koken

Slide 28 - Drag question

Slootwater is ...
A
oppervlaktewater
B
grondwater
C
duinwater

Slide 29 - Quiz

Uit welke twee soorten water wordt in ons land drinkwater gemaakt?
A
rivier en zeewater
B
grondwater en zeewater
C
grondwater en zout oppervlaktewater
D
grondwater en zoet oppervlaktewater

Slide 30 - Quiz

Taken:

  1. Opgaven 1 t/m 6 van §3.1.
  2. Maak een mindmap of samenvatting met de begrippen van §3.1 in je schrift. Probeer bij elk begrip een mini tekening of symbool te maken.
  3. Begin met de atlasvaardigheden

Slide 31 - Slide