herhalen thema 6 voor de toets

herhalen thema 6 voor de toets
enzymen en route verteringsstelsel

1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

herhalen thema 6 voor de toets
enzymen en route verteringsstelsel

Slide 1 - Slide

Wat zijn enzymen?
Enzymen zijn eiwitten die reacties van stofwisselingsprocessen versnellen door verlaging van de activeringsenergie (katalysatoren)

Met andere woorden:
Ze helpen bij de opbouw en afbraak van stoffen in je lichaam.

Slide 2 - Slide

Chemische vertering - enzymen
  • Veel verteringssappen bevatten enzymen.
  • Versnellen de reactie
  • Mechanische vertering zorgt ervoor 
dat enzymen over groter oppervlak 
kunnen werken.

Slide 3 - Slide

Enzymactiviteit
Snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt.
optimumkromme
Diagram van de enzymactiviteit met een minimum, een optimum en een maximum.
De temperatuur en zuurgraad beïnvloeden de enzymactiviteit 
– minimum: de laagste waarde waarbij een enzym nog actief is
– optimum: de waarde waarbij de enzymactiviteit het grootst is
– maximum: de hoogste waarde waarbij een enzym actief is

Slide 4 - Slide

Verzadigingskromme
De reactiesnelheid van enzymen bereikt zijn maximum wanneer ze allemaal bezet zijn. 

Slide 5 - Slide

Mechanische & Chemische vertering
  • Mechanische vertering: Kleiner maken en mengen van ingeslikt voedsel. Kauwen en kneden
    Belangrijk: zorgt voor oppervlaktevergroting!!

  • Chemische vertering: Verkleinen van macromoleculen (de voedingsstoffen) tot monomeren met behulp van enzymen.
    Ofwel enzymatische vertering: enzymen knippen grote voedingsstoffen kleiner.



Slide 6 - Slide

Mondholte
  • Vertering start al in de mond
  • 6 speekselklieren => produceren speeksel.

  • Speeksel: verteringssap met het enzym AMYLASE
  • Breekt zetmeel af.


Slide 7 - Slide

BINAS 82E

Slide 8 - Slide

Slokdarm
  • Vervoeren van voedselbrij naar de maag.
  • Peristaltiek => knijpbeweging die voedsel voort duwt.
  • Kringspieren en lengtespieren trekken om de beurt samen.
  • Kringspieren maken het smaller (samentrekken)
  • Lengtespieren maken het wijder 
  • Peristaltische bewegingen ook in de maag en darmen

Slide 9 - Slide

Maag
  • Opslagplaats (kan veel voedsel in)

  • Wand produceert maagsap (2,5L/ 24h)
  • Maagsap = enzymen + zoutzuur + slijm
  • Zoutzuur pH 1,5 => doodt bacteriën.
  • Slijm beschermt maagwand tegen zoutzuur.
  • Peptase (pepsine) verteert eiwitten tot peptiden.


Slide 10 - Slide

Twaalfvingerige darm
  • Eerste deel van je dunne darm
  • Afvoerbuizen vanaf de alvleesklier en galblaas
  • Alvleessap - pH8, en enzymen die koolhydraten, vetten en eiwitten (verder) verteren
  • HCO3- neutraliseert maagsap en bij deze hogere pH werken de enzymen het beste

Slide 11 - Slide

Lever en Galblaas
  • Lever maakt gal
  • Gal wordt opgeslagen in galblaas
  • Bij vet eten komt gal in 12-vingerige darm
  • Grote vetdruppels worden klein gemaakt = emulgeren
Gal bevat geen enzymen!
Dus geen sprake van vertering!

Slide 12 - Slide

Dunne darm
  • 5 m lang
  • Darmsapklieren => Toevoegen enzymen laatste stap vertering


  • Koolhydraten => monosachariden
  • Eiwitten => aminozuren
  • Vetten => vetzuren en glycerol


  • Opname voedingsstoffen en verteringsproducten


Slide 13 - Slide

Blinde en dikke darm
  • 1,5 m lang
  • Blinde darm - appendix

  • Darmflora
  • Vitamine K en water resorptie

  • Ontlasting = onverteerde voedselresten, darmbacteriën, afvalstoffen, water, slijm.

Slide 14 - Slide


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question

Sondevoeding
Mensen die ondervoed dreigen te raken na een operatie of als gevolg van ernstige maag-darmklachten, krijgen soms tijdelijke sondevoeding. Sondevoeding is vloeibare voeding die via een slangetje (de sonde) in de maag of de dunne darm komt. Sondevoeding bevat alle benodigde voedingsstoffen zoals koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines, mineralen en water.
(1p) G1 Welk deel van het verteringsstelsel haalt veel water uit de voedselbrij waardoor de uitwerpselen een vastere vorm krijgen?

Slide 17 - Open question

Anne heeft een ziekte waardoor ze minder darmplooien heeft. leg uit waarom ze hierdoor een groeiachterstand kan krijgen.

Slide 18 - Open question