Grammar 1.1

UNIT 1.1 Grammar
Pronouns
Persoonlijke voornaamwoorden
To be
Het werkwoord zijn: tegenwoordige tijd
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

UNIT 1.1 Grammar
Pronouns
Persoonlijke voornaamwoorden
To be
Het werkwoord zijn: tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden
Wat weet je nog?

Slide 2 - Mind map

Personal Pronouns
timer
1:00
I
You (ev)
She
We
You (mv)
They
He
It
Jij/je
Wij/we
Zij (mv)
Ik
Jullie
Hij
Zij (ev)
Het

Slide 3 - Drag question

Schrijf bij de volgende slides het juiste voornaamwoord op.

Slide 4 - Slide

My brother

Slide 5 - Open question

My sisters

Slide 6 - Open question

My parents and I

Slide 7 - Open question

The dog

Slide 8 - Open question

Paul and I are best friends. ______ tell each other everything.
A
You
B
They
C
We
D
I

Slide 9 - Quiz

Hi! How are you? _________ am fine, thanks.
A
I
B
She
C
We
D
They

Slide 10 - Quiz

My brother can be so rude. I keep telling ______ he should knock first.
A
her
B
he
C
them
D
him

Slide 11 - Quiz

Randy and Dana live in a village near London. ________ house is really big.
A
Their
B
Our
C
My
D
It

Slide 12 - Quiz

Any questions about pronouns?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Maak een Engelse zin met 'am':

Slide 15 - Open question

Maak een Engelse zin met 'are':

Slide 16 - Open question

Maak een Engelse zin met 'is':

Slide 17 - Open question

Do and check:
Exercise: 9, 10, 11, 12, 13 and 14
page 13 - 16
 

Digitale leeromgeving 1 vmbo-bk
1 Friends
Lesson 1: Reading
Practise more 





Slide 18 - Slide