testje paragraaf 1 + 2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

testje paragraaf 1 + 2

sommige komen misschien op de toets

Het bodemtype 'zwarte aarde' ontstaat als...

1. er meer verdamping is, dan neerslag
2. er evenveel verdamping als neerslag plaatsvind
3. er meer neerslag is, dan verdamping
4. er geen neerslag valt

Welke bodemsoort hoort bij de bruine kleur op de kaart?

1. Zwarte aarde
2. Podzol

Vanuit welke dimensie kijken we naar Rusland bij §1: Een weerbarstige natuur?

1. Politieke dimensie
2. Sociaal-culturele dimensie
3. Fysische dimensie
4. Economische dimensie

Wat is een podzol?

1. een uitspoelingslaag van voedingsstoffen in de bodem.
2. een boom in rusland.
3. Een broodje.
4. een inspoelingslaag van voedingsstoffen in de bodem.

Zwarte aarde is vruchtbaarder dan een podzolbodem

1. juist
2. onjuist

Waarom beperkt de akkerbouw zich tot het zuiden van Rusland?

1. Door mineralen uit de oerbank is de grond daar vruchtbaar.
2. De grond is daar vruchtbaar door de zwarte aarde.
3. De grond is daar vruchtbaar door de naaldbomen.
4. De boeren wilden niet in het noorden gaan wonen omdat ze het daar te koud hadden.

Wat is permafrost?

1. Altijd bevroren ondergrond.
2. Plantengroei die bevroren is.
3. Moerrassig gebied in de taiga.
4. Moerrassig gebied in de toendra.

Wat is een toendra?

1. Een toendra is een gebied met hoge plantengroei grenzend aan een loofbomen bos
2. Een toendra is een gebied met hoge platengroei grenzend aan een poolgebied
3. Een toendra is een gebied zonder hoge plantengroei grenzend Nederland
4. Een toendra is een gebied zonder hoge plantengroei grenzend aan een poolgebied

Wat gebeurt er in de zomer met de permafrost?

1. De bovenste laag van de permafrost ontdooit hierdoor ontstaan er een modderige grond
2. De bovenste laag van de permafrost bevriest
3. De onderste laag van de permafrost ontdooit hierdoor ontstaat er een modderige ondergrond
4. De onderste laag van de permafrost bevriest

Het koude klimaat in Rusland wordt veroorzaakt door

1. ligging op hoge breedte, ligging tov zee, gebergte in het zuiden
2. ligging aan zee, gebergten in het noorden en noordelijke ligging
3. noordelijke ligging, warme zeestroom, overal hoog gelegen
4. ligging op lage breedte, veel gebergten, koude zeestroom

Het ontdooien van de permafrost in het voorjaar zorgt er voor

1. dat wegen na de winter eindelijk weer begaanbaar worden
2. het erg moerassig wordt en wegen onbegaanbaar worden
3. er eindelijk weer voldoende water is

In 1917

1. vond de revolutie plaats en viel de USSR uit elkaar
2. vond de revolutie plaats en ontstond de USSR
3. kwam de tsaar aan de macht

Na de revolutie

1. werd de grond eerlijk verdeeld over de mensen
2. kwam alle grond en kapitaal in handen van de staat
3. werd de grond teruggegeven aan de kleine boertjes

In de planeconomie

1. ontstonden er vele kleine boerderijtjes
2. kreeg iedere burger een gelijk stukje grond
3. ontstonden er grote gemechaniseerde landbouwbedrijven

In de staats industrieën ten tijde van de planeconomie

1. was er veel concurrentie en waren de producten van slechte kwaliteit
2. was er geen concurrentie en waren de producten van slechte kwaliteit
3. was er geen concurrentie maar waren de producten van goede kwaliteit

In 1991

1. werd de USSR communistisch
2. viel de USSR uit elkaar en ontstond een vrijemarkteconomie

De Russische economie is sterk afhankelijk van

1. export van aardolie en andere natuurlijke hulpbronnen
2. export van industrieproducten
3. export van landbouwproducten

Na het uiteenvallen van de USSR

1. steeg de bevolkingsgroei
2. nam de bevolking af
3. daalde de bevolkingsgroei (langzamere groei)

De bevolkingsafname kwam door

1. een hoog sterftecijfer
2. een laag geboortecijfer
3. een hoog sterftecijfer in combinatie met een laag geboortecijfer

Rusland heeft tegenwoordig

1. weer een klein geboorteoverschot maar een negatief migratiesaldo
2. weer een klein geboorteoverschot en een positief migratiesaldo
3. nog steeds een sterfteoverschot maar wel een positief migratiesaldo

Het demografisch transitiemodel

1. Geeft een overgang aan van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers.
2. Geeft een overgang aan van lage naar hoge geboorte- en sterftecijfers.
3. Geeft een transitie aan van een grote groei naar een kleine groei.
4. Geeft de sociale bevolkingsgroei weer.

Welke fase van het demografisch transitiemodel?

1. Fase 1
2. Fase 2
3. Fase 3
4. Fase 4

Welke fase van het demografisch transitiemodel?

1. Fase 1
2. Fase 2
3. Fase 3
4. Fase 4