2. het wwg bestaat uit 2 of meerdere werkwoorden: de persoonsvorm en andere werkwoorden
A. pv + infinitief:
Siska wil een verhaal schrijven.
B. pv + infinitief + infinitief:
Siska heeft een verhaal willen schrijven.
C. pv + voltooid deelwoord:
Siska heeft een verhaal geschreven.